-
1 выслеживать
vgener. markeren (дичь - о собаке), opsporen, opzoeken, speuren, verspieden, bespieden, bespioneren, neuzen, spieden -
2 подсматривать
v1) gener. afkijken, afloeren, afneuzen, begluren, beloeren, bespieden (за кем-л., за чем-л.), bespioneren (за кем-л., за чем-л.), koekeloeren, spieden2) colloq. linken -
3 подстерегать
vgener. belagen, beloeren, bespieden, bespioneren, loeren, op de loer liggen, op de loer staan -
4 следить
vgener. bewaken, nagaan, bespieden, bespioneren, gadeslaan, passen (op-çà), waken over (iets) -
5 шпионить
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский