-
1 nuzzle
v. met de neus wrijven (duwen) tegen, snuffelen (paard); wroeten; zich nestelen of vlijen; wroeten langs of in; besnuffelen[ nuzl]♦voorbeelden: -
2 sniff at
ruiken aan, besnuffelen; de neus optrekken voorsniff at————————sniff atzijn neus ophalen voor, minachten -
3 sniff
n. snuivend geluid, gesnuif--------v. snuiven, snuffelen; ruikensniff1[ snif] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————sniff2♦voorbeelden:not to be snifffed at • niet te versmadenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 snuiven♦voorbeelden:sniff up • opsnuiven -
4 nuzzle (up) against
nuzzle (up) against -
5 snuff
n. snuiftabak; snuif; snuifje--------v. snuiven; snuiten; de pijp uitgaan (slang), doodgaan; een einde maken aansnuff1[ snuf] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————snuff2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский