-
1 beroepsbevolking
-
2 beroepsbevolking
1 [bevolking met een beroep] employed/working population ⇒ labour force2 [statistiek] labour forceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > beroepsbevolking
-
3 beroepsbevolking
-
4 beroepsbevolking
deErwerbsbevölkerung f -
5 beroepsbevolking
n. labor force, work force, percentage of workers in a country in relation to the total population -
6 beroepsbevolking
erwerbsbevölkerung; erwerbspersonen; erwerbstätige; erwerbstätige bevölkerung -
7 erwerbsbevölkerung
beroepsbevolking -
8 erwerbspersonen
beroepsbevolking -
9 erwerbstätige
beroepsbevolking -
10 erwerbstätige bevölkerung
beroepsbevolkingDeutsch-Niederländisches Wörterbuch > erwerbstätige bevölkerung
-
11 actif
actif1 [aaktief]〈m.〉1 activa ⇒ bezit, vermogen♦voorbeelden:1 avoir à son actif • gedaan hebben, op zijn naam hebben staan————————actif2 [aaktief]1 actief ⇒ werkzaam, werkend, bedrijvig♦voorbeelden:1. m1) activa, bezit2) bedrijvende vorm [taal]2. actifsm pl3. actif/-iveadj1) actief, werkend, werkzaam2) efficiënt, krachtig -
12 beroepsspeler
-
13 beroepsleger
-
14 labour force
labour force -
15 population
population [poppuulaasjõ]〈v.〉1 bevolking ⇒ bevolkingsgroep, volksdeel♦voorbeelden:population active • beroepsbevolkingpays à population dense, faible • dicht-, dunbevolkt landpopulation scolaire • schooljeugdf1) bevolking2) (de) mensen -
16 population active
-
17 Erwerbsbevölkerung
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский