-
1 approche
approche [aaprosĵ]〈v.〉♦voorbeelden:travaux d'approche • 〈 leger〉naderingswerken, approches; 〈 figuurlijk〉 manoeuvres 〈 om iets voor elkaar te krijgen〉〈 figuurlijk〉 approche mathématique • wiskundige benadering, aanpakà l'approche de la nuit • bij het vallen van de nachtà l'approche, aux approches de la trentaine • bij het naderen van de dertigpersonne d' approche difficile • moeilijk te benaderen iemandaux approches du printemps • als de lente nadert→ lunette1. f1) (be)nadering2) aanpak [probleem]3) voorspel, paring [dieren]2. approchesf pl -
2 démarche
démarche [deemaarsĵ]〈v.〉1 loop ⇒ gang, tred, schrede2 houding ⇒ gedrag(ing), methode, manier, benaderingswijze3 voortgang ⇒ ontwikkeling, opbouw4 stap ⇒ poging, verzoek♦voorbeelden:tenter une démarche auprès de qn. • bij iemand pogen iets gedaan te krijgen1. f1) gang, loop2) gedrag, houding3) voortgang, ontwikkeling2. démarchesf plbenadering, toenaderingspoging -
3 méthode d'approche
méthode d'approche
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский