-
61 pen-pusher
-
62 peroxide blonde
-
63 personal
adj. persoonlijk; prive--------n. locale informatie; persoonlijke informatie (in de krant)[ pə:snəl]1 persoonlijk ⇒ individueel, particulier♦voorbeelden:personal belongings • persoonlijke bezittingenpersonal computer • p.c.personal organizer • dikke zakagenda voor yuppies, met ruimte voor rekenmachientje en creditcardspersonal tax • personele belastingpersonal touch • persoonlijk cachet2 personal remarks • persoonlijke/beledigende opmerkingenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 persoonlijk ⇒ uit eigen naam, zelf2 fysiek ⇒ lichamelijk, uiterlijk♦voorbeelden: -
64 petticoat
n. petticoat; onderjurkpetticoat1[ pettiekoot] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————petticoat2〈bijvoeglijk naamwoord; vaak beledigend〉1 vrouwelijk ⇒ door/van vrouwen♦voorbeelden: -
65 pig
n. varken, zwijn; gietijzer; politieagent (spreektaal)--------v. biggen werpenpig1[ pig]1 varken ⇒ (wild) zwijn; 〈figuurlijk; informeel〉 gulzigaard, slokop; vuilik; knorrepot; stijfkop; zeiker(d); hufter, lomperd♦voorbeelden:bleed like a (stuck) pig • bloeden als een rundbring one's pigs to the wrong market • op het verkeerde paard weddenbuy a pig in a poke • een kat in de zak kopenand pigs might fly! • ja, je kan me nog meer vertellen!make a pig of oneself • overdadig eten (en drinken)it was a real pig • het was een vreselijk lastig karwei————————pig2〈werkwoord; pigged〉♦voorbeelden:pig oneself • zich volvreten -
66 polack
-
67 poof
-
68 poor
adj. arm; zielig; armoedig; slecht--------n. de armen[ poeə]2 slecht ⇒ schraal, pover♦voorbeelden:1 〈 vaak beledigend〉 poor white • blanke behorend tot de laagste sociale klasse 〈 voornamelijk in het zuiden van de USA〉the poor • de armenin poor spirits • neerslachtigtake a poor view of • zich weinig voorstellen vanpoor weather • slecht weer4 poor fellow! • arme ziel! -
69 popery
-
70 popinjay
n. papegaai; kwast, windbuil; praalvertoon[ poppindzjee] 〈 beledigend〉 -
71 popish
-
72 portentous
adj. onheilspellend; dreigend; ontzagwekkend; veelbetekenend; ontzagwekkend; gewichtig (doend)[ po:tentəs]1 onheilspellend ⇒ dreigend, veelbetekenend -
73 prat
-
74 prick
n. prik; pijn; geslachtsorgaan (slang)--------v. prikkenprick1[ prik] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 prik♦voorbeelden:————————prick2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:prick on • aanvuren -
75 rabble
-
76 resentful
-
77 scab
n. roof, korst; schurft; onderkruiper (slang); (soort) plantenziekte--------v. geen lid zijn van de vakbond; niet aan staking meedoenscab1[ skæb] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scab2〈werkwoord; scabbed〉 -
78 spade
n. spade, schop; schoppen (kaartspel)--------v. scheppenspade1[ speed] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————spade2〈 werkwoord〉 -
79 trout
-
80 whitey
n. blanken mensen; blanke (bijnaam bij negers in V.S.)[ wajtie] 〈Amerikaans-Engels; beledigend〉
Страницы