-
1 beetkrijgen
гл.общ. понимать, схватить, клевать (о рыбе), схватывать -
2 клевать
v -
3 понимать
vgener. zich kunnen vinden in, aanpakken, beetkrijgen, begrijpen, bevatten, bevroeden, opvatten, plaatsen, snappen, vatten, verstaan, achter (iets) komen (что-л.), beseffen, inzien -
4 схватить
v -
5 схватывать
vgener. aanvatten, beetnemen, krijgen, oppakken, aangrijpen, beetkrijgen, beetpakken, bevatten, grijpen, grissen, knappen, knippen, oppikken, pakken, snappen, vatten (bij-çà)
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Пенджабский
- Русский
- Французский
- Шведский