-
1 Bank
Bank1〈v.; Bank, Bänke〉3 werk-, draaibank♦voorbeelden:(alle) durch die Bank • allemaal, zonder uitzondering————————Bank2〈v.; Bank, Banken〉♦voorbeelden: -
2 die Bank sprengen
-
3 Geld auf der Bank liegen haben
Geld auf der Bank liegen habenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Geld auf der Bank liegen haben
-
4 das Geld ist auf der Bank
das Geld ist auf der BankWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das Geld ist auf der Bank
-
5 eine Bank aus Holz
-
6 alle durch die Bank
(alle) durch die Bankallemaal, zonder uitzondering -
7 etwas auf die lange Bank schieben
etwas auf die lange Bank schiebenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > etwas auf die lange Bank schieben
-
8 Landesbank
-
9 aus
aus1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:vom Fenster aus • vanuit het raamvon Grund aus • grondig, totaal〈 informeel〉 von mir aus • wat mij betreft, voor mijn partvon sich aus • uit eigen beweging, op eigen houtjebei jemandem aus und ein, ein und aus gehen • bij iemand in- en uitlopennicht ein und aus, nicht aus noch ein, weder aus noch ein wissen • zich geen raad (meer) weten————————aus2〈voorzetsel + 3〉♦voorbeelden:aus dem Gedächtnis, Kopf hersagen • uit het hoofd, van buiten opzeggenaus der Nähe • van dichtbijaus alten Zeiten • uit vroeger tijdwas ist aus ihm geworden? • wat is er van hem terechtgekomen?aus sich heraus • uit zichzelf2 aus welchem Anlass, Grund? • om welke reden?aus Mangel an Zeit • bij gebrek aan tijdaus Spaß • uit gekheid, voor de grapaus der Sache wird nichts • van die zaak komt niets terecht -
10 liegen
liegen♦voorbeelden:etwas liegen lassen • iets laten liggenes lag ihm viel daran • er was hem veel aan gelegendaran liegt mir nichts • dat laat me koud, dat zegt me nietsder Stoff liegt 90 cm breit • de stof is 90 cm breedGeld auf der Bank liegen haben • geld op de bank hebben staandas liegt bei dir • het is, staat aan jou, dat laat ik aan jou overim Bett liegen • in bed liggender Fehler lag im Motor • de fout, het mankement zat in de motordas Zimmer liegt nach dem Garten • de kamer kijkt op de tuin uitdichter Nebel lag über den Wiesen • een dichte mist hing boven de weilandendas Zimmer liegt zur Straße (hin) • de kamer ligt aan de straatkantwie die Dinge liegen • zoals de zaken staan, zoals het ervoor staat¶ 〈 spreekwoord〉 wie man sich bettet, so liegt man • ±iwie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten/i -
11 sein
sein12 zijn, zich bevinden3 zijn, plaatsvinden, gebeuren4 afkomstig zijn, stammen5 〈 met 3e naamval〉zijn van, toebehoren aan♦voorbeelden:das kann (doch) nicht sein! • dat kan (toch) niet!es hätte ja sein können • het had toch gekundkann, mag sein • dat kan, mag wel zijnwas soll denn das sein? • wat moet dat (nou) voorstellen?alles, was war, ist und noch sein wird • in het verleden, heden en de toekomstsei doch nicht so! • hè, toe nou!ich will mal nicht so sein • ik zal het dan maar doenwie könnte es auch sonst sein? • hoe kan, kon het ook anders?aus 4 Teilen sein • uit 4 delen bestaan2 (so,) da wären wir! • daar zijn we dan!das Geld ist auf der Bank • het geld staat op de bankbei der Arbeit sein • aan het werk(en) zijnbei der Sache sein • erbij zijn (met zijn hoofd)bei sich sein • bij kennis zijnbeim Lesen sein • aan 't lezen zijn, zitten (te) lezenich war noch nie in Berlin • ik ben nog nooit in Berlijn geweestdie Fenster sind nach dem Garten • de ramen kijken op de tuin uitohne Geld sein • zonder geld zittenes braucht nicht sofort zu sein • het hoeft niet meteen (te gebeuren)etwas sein lassen • iets latenmuss das sein? • moet dat nou?was sein muss, muss sein • wat moet, (dat) moetes hat nicht sein sollen • het heeft niet (zo) mogen zijn, wezen〈 in de winkel〉 was soll es denn sein? • wat zal, mag het zijn (voor u)?ist irgendetwas? • is er iets?das wird niemals sein! • dat zal nooit gebeuren!das war vor 2 Jahren • dat is twee jaar geleden (gebeurd)4 woher ist der Wein? • waar komt die wijn vandaan?aus Griechenland sein • uit Griekenland komenvon wem ist das? • van wie komt dat?welches Buch ist deins? • welk boek is van jou?II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 so sei es denn! • het zij zo!es sei denn, dass … • tenzij …seis drum! • voor mijn part!sei es heute oder (sei es) morgen • vandaag of morgen, of het nou vandaag of morgen isdem sei, wie ihm wolle • hoe het ook zijdem ist leider nicht so • dat is helaas niet zowie wäre es, wenn • wat zou je, zouden jullie ervan vinden alses ist an dem • dat is zo, dat kloptes ist an dir, etwas zu tun • het is aan jou, het is jouw taak iets te doen2 ist dir etwas? • is er iets (met je aan de hand)?mir ist kalt • ik heb het koudmir ist schlecht • ik voel me niet goedmir ist schwindlig • ik ben duizeligmir ist nicht danach (zumute, zu Mute) • mijn hoofd staat er niet naarmir ist (so), als (ob) … • ik heb het gevoel dat …mir ist, als hätte ich etwas gehört • ik meen iets gehoord te hebben♦voorbeelden:Hunde sind an der Leine zu führen • honden moeten worden aangelijnd〈 informeel〉 da ist nichts zu machen! • er is niets aan te doen!es ist nichts zu machen, tun • er hoeft niets te worden gedaan, er kan niets worden gedaanwenn ich du wäre • als ik jou wasdas wars, wärs (dann)! • dat was het dan (wel)!, dat was, is alles!du bist mir ja einer! • je bent me er (ook) eentje!nachher, am Ende will es keiner gewesen sein • uiteindelijk heeft niemand het gedaansei es der Mann (oder) sei es die Frau • hetzij de man hetzij de vrouwnichts sein • niets bereikt hebben, het tot niets gebracht hebben(und) sei er (auch) noch so arm • ook al is hij nog zo armIV 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden:————————sein2♦voorbeelden:das Buch kostet seine 30 Mark • dat boek kost toch wel 30 markdas Buch ist seine 30 Mark wert • het boek is die 30 mark (wel) waarddas ist nicht unser Problem, sondern seins, 〈 formeel〉seines, das seine • dat is niet ons probleem, maar het zijnedie Seinen, seinen • de zijnen, zijn gezin -
12 sprengen
sprengenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord; haben〉1 opblazen, laten springen2 openbreken ⇒ met geweld openen, verbreken, forceren3 (be)sproeien, sprenkelen♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 den Rahmen sprengen • buiten het kader gaan, het kader te buiten gaanetwas in die Luft sprengen • iets de lucht injagen, opblazen -
13 Aktivgeschäft
-
14 Ausweis
-
15 Autoschalter
-
16 Bankauftrag
-
17 Bankguthaben
-
18 Bankhaus
-
19 Bankleitzahl
-
20 Banknotenumlauf
См. также в других словарях:
Bank [2] — Bank (Hdlgsw.), eine auf Rechnung mehrerer Personen od. des Staates errichtete Anstalt, welche mit Geld Geschäfte macht, d.h. gegen Hinterlegung von Geld, Werthpapieren od. werthvollen Gegenständen od. auch gegen Bürgschaft Credit gewährt, den… … Pierer's Universal-Lexikon
bank — / baŋk/ n: an organization for the custody, loan, or exchange of money, for the extension of credit, and for facilitating the transmission of funds branch bank: a banking facility that is a separate but dependent part of a chartered bank; esp: a… … Law dictionary
Bank — [bæŋk] noun BANKING ORGANIZATIONS The Bank the Bank of England, Britain s central bank: • The Bank is worried that strong demand for labour could lead to higher wages and prices. * * * Ⅰ … Financial and business terms
bank — bank; bank·man; bank·roll·er; bank·rupt·cy; bank·sku·ta; can·ta·bank; em·bank; em·bank·ment; in·ter·bank; maas·bank·er; moun·te·bank·ery; bank·a·ble; bank·rupt; moun·te·bank; non·bank; bank·abil·i·ty; bank·skoi·te; hand·bank·er; sal·tim·bank; … English syllables
bank — bank1 [baŋk] n. [ME banke < MFr banque < OIt banca, orig., table, moneylenders exchange table < OHG bank, bench: see BANK2] 1. an establishment for receiving, keeping, lending, or, sometimes, issuing money, and making easier the exchange … English World dictionary
Bank — Bank, n. [F. banque, It. banca, orig. bench, table, counter, of German origin, and akin to E. bench; cf. G. bank bench, OHG. banch. See {Bench}, and cf. {Banco}, {Beach}.] 1. An establishment for the custody, loan, exchange, or issue, of money,… … The Collaborative International Dictionary of English
Bank — (b[a^][ng]k), n. [OE. banke; akin to E. bench, and prob. of Scand. origin; cf. Icel. bakki. See {Bench}.] 1. A mound, pile, or ridge of earth, raised above the surrounding level; hence, anything shaped like a mound or ridge of earth; as, a bank… … The Collaborative International Dictionary of English
bank — baŋk n a place where something is held available <data bank> esp a depot for the collection and storage of a biological product of human origin for medical use <a sperm bank> <an eye bank> see BLOOD BANK * * * (bangk) a stored… … Medical dictionary
bank — Ⅰ. bank [1] ► NOUN 1) the land alongside or sloping down to a river or lake. 2) a long, raised mound or mass: mud banks. 3) a set of similar things grouped together in rows. ► VERB 1) heap or form into a mass or mound. 2) … English terms dictionary
bank — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż IIa, D. u {{/stl 8}}{{stl 20}} {{/stl 20}}{{stl 12}}1. {{/stl 12}}{{stl 7}} instytucja zajmująca się obrotem pieniędzmi: przyjmowaniem wkładów i wypłacaniem odsetek, udzielaniem kredytów, emisją banknotów,… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
Bank — Bank, v. t. [imp. & p. p. {Banked}(b[a^][ng]kt); p. pr. & vb. n. {Banking}.] 1. To raise a mound or dike about; to inclose, defend, or fortify with a bank; to embank. Banked well with earth. Holland. [1913 Webster] 2. To heap or pile up; as, to… … The Collaborative International Dictionary of English