-
1 allemachtig
прил.общ. огромный, очень, чрезвычайно -
2 jan allemachtig
сущ.общ. экскаватор -
3 wel allemachtig\!
1. сущ.общ. вот здорово\!2. гл.общ. боже мой\! -
4 боже мой\!
interj.gener. God zal me liefhebben\!, hemelse goedheid\!, hemeltje, jeetje, lieve deugd\!, lieve hemel\!, lieve tijd\!, o jee\!, wel allemachtig\! -
5 вот здорово\!
part.gener. wel allemachtig\! -
6 огромный
adj1) gener. vervaarlijk, geducht, geweldig, machtig, massaal, onnoembaar, onnoemelijk, onnoemlijk, allemachtig, allemenselijk, bovenmenselijk, duizelingwekkend, enorm, formidabel, grenzeloos, grondeloos, immens, kolossaal, oneindig, onmetelijk, ontzaglijk, ontzettend, reusachtig, reuze, reuzig, ruim2) colloq. piramidaal -
7 очень
adv1) gener. (красивый, большой) ontiegelijk, fijntjes, heel, mooi, zeer, allemachtig, allemenselijk, bar, bitter, deerlijk, liederlijk, machtig, miserabel, erg, hard, hartstikke, hogelijk, hoogst, ijselijk, mirakel, ontzaglijk, schrikkelijk, smoor, smoorlijk, super, vreeslijk, vreselijk, wat2) avunc. luizig3) belg. kei (kei goed, kei veel) -
8 чрезвычайно
adv1) gener. buitengewoon, onmenselijk, allemachtig, buitenmate, extra, grotelijks, ontzettend, schrikkelijk, uitermate, uiterst2) colloq. reusachtig, reuze, reuzig, schandelijk -
9 экскаватор
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Французский