-
121 Gestehungskosten
-
122 Gewissensgründe
-
123 Gezeiten
-
124 Glaubensdinge
-
125 Glotzer
-
126 Graupe
Graupe〈v.; Graupe, Graupen〉2 〈 alleen meervoud〉(gepelde, geparelde) gerst, gort ⇒ grutten, grutjes♦voorbeelden:¶ (große) Graupen im Kopf haben • hoogvliegende ideeën hebben, vol onuitvoerbare plannen zitten -
127 Großeltern
-
128 Grundfesten
Grundfesten♦voorbeelden:1 an den Grundfesten einer Sache rütteln • aan de grondslagen, basis van iets tornendie Häuser bebten bis in ihre Grundfesten • de huizen stonden op hun grondvesten te trillenetwas in seinen, bis in seine Grundfesten erschüttern • iets op zijn grondvesten doen wankelen
Страницы