-
41 Bodentruppen
-
42 Bodenverhältnisse
-
43 Brauteltern
-
44 Brautleute
-
45 Briefschaften
-
46 Dackelbeine
-
47 Darlehenszinsen
-
48 Daten
-
49 Depositen
-
50 Devisen
-
51 Devotionalien
-
52 Dienstbezüge
-
53 Ding
Ding1〈o.; Ding(e)s, Dinge〉♦voorbeelden:1 den Weg aller Dinge gehen • de weg van alle vlees gaan, sterven, vergaan〈 spreekwoord〉 aller guten Dinge sind drei • alle goede dingen bestaan in drieën; de derde streng houdt de kabelsich aus fremden Dingen heraushalten • met vreemde zaken niets te maken willen hebbenvor allen Dingen • in de eerste plaats, allereerstgeschehene Dinge sind nicht zu ändern • gedane zaken nemen geen keerwie die Dinge liegen • zoals de feiten liggendas geht nicht mit rechten Dingen zu • die zaak is niet pluis————————Ding2〈o.; Ding(e)s, Dinger〉 〈 informeel〉2 ding(etje) ⇒ iets, wat♦voorbeelden:ein Ding drehen • een kraak zettenkrumme Dinger machen • slinkse streken uithalen -
54 Dioskuren
-
55 Diäten
-
56 Doppelverdiener
-
57 Dreikönige
-
58 Dubiosen
-
59 Dunkelwolken
-
60 Eckdaten
Страницы