-
1 dérouler
dérouler [deeroelee]1 afwinden ⇒ af-, ontrollen, afwikkelen2 zich afspelen ⇒ plaats vinden, verlopen♦voorbeelden:1. v1) afwinden, afwikkelen2) ontvouwen, ontwikkelen3) scrollen [computer]2. se déroulerv2) zich afspelen, plaats vinden -
2 débobiner
débobiner [deebobbienee]〈 werkwoord〉 -
3 déroulement
déroulement [deeroelmã]〈m.〉2 (het) afrollen ⇒ (het) ontrollen, (het) openrollen3 verloop ⇒ beloop, ont-, afwikkeling -
4 désembobiner
-
5 dévider
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский