-
21 Cohen
n. Cohen (familie naam)--------n. Cohen, afkomstig van het priesterlijk Huis van de Joodse Cohaniem, afstammeling van Joodse priesters die tempel beheerden, nakomeling van Aharon -
22 Flathead
n. afstammeling van primitieve Amerikaanse stam -
23 Hominidae
n. afstammeling v.d. mens (in antropologie) -
24 Huron
n. Huron (Indiaanse stam; taal van deze stam; naam van meer tussen Amerika en Canada)--------n. huron (afstammeling van Indianen stam met die naam) -
25 Ishmaelite
n. afstammeling van Ismaël, eerste zoon van Abraham (beschouwd als de vader van de Arabieren; verschoppeling, uitgestotene, banneling; iemand die verworpen is (literair gebruik) -
26 Kung
n. Kung (afstammeling van bosjesmannen in de Kalahariwoestijn) -
27 Maccabee
n. lid van de Chasmoneaanse priesterlijke familie uit de Oudheid en afstammeling van Mattathias (referreert in het bijzonder naar Juda van Maccabi an zijn broers) -
28 Mandinka
n. iemand die behoort bij de bevolking die in streken van West Afrika (Ivoorkust, Mali, Senegal, en Gambia) woont; afstammeling van de Mandingobevolking; een van de bekendste Mandétalen gesproken door deze bevolkingdgroep -
29 Mayan
n. afstammeling van Maya (indianenstam) -
30 Pahari
n. Indo-Europese ondergroep van talen gesproken door de Paharibevolking--------n. overheersende Hondoebevolking die de heuvelachtige gebieden van India bewoont tot zuidwesten van de Gangesrivier; afstammeling van de Paharibevolking -
31 Paiute
n. Uto-Azteken taal gexproken door de Paiute indianen--------n. afstammeling van de Paiute indianen in westen van de V.S. -
32 Potawatomi
n. Amerikaanse indianenstam oorspronkelijk afkomstig uit noorden van midden V.S.--------n. afstammeling van Potawatomi indianenstam in noorden van midden V.S. -
33 Sorb
n. iemand die behoort bij de Slavische bevolking woonachtig in oosten van Saxony (Duitsland), afstammeling van de Wenden -
34 Winnebago
n. Amerikaanse indiaan die in Wisconsin en oostelijk Nebraska woont; merknaam van Amerikaanse caravan--------n. afstammeling van de Winnebago Indianen stam; caravan vervaardigd door Winnebagobedrijf -
35 descendent
adj. iemand die naar beneden gaat; afstammeling -
36 enfant
enfant [ãfã]〈m. & v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kind ⇒ jongen, meisje♦voorbeelden:ce ne sont pas des enfants de choeur • het zijn heus geen lieverdjesles enfants du ciel • de uitverkorenenenfant adultérin • buitenechtelijk kindle divin enfant • het kindje Jezusenfant naturel • onwettig kindenfant prodige • wonderkindenfant terrible • lastig, onhandelbaar kind; 〈 figuurlijk〉flapuit, enfant terribleenfant trouvé • vondelingattendre un enfant • in verwachting zijnelle est restée très enfant • ze is heel kinderlijk geblevenfaire un enfant • een kind verwekken, een kind krijgenfaire l'enfant • kinderachtig doeninnocent comme un enfant qui vient de naître • onschuldig als een pasgeboren lamun enfant pourrait le faire • een kind kan de was doen¶ (être) bon enfant • goeiig, goedhartig (zijn)m/f1) kind2) resultaat -
37 créole
-
38 un descendant
un descendant -
39 un créole
un(e) créole -
40 avlösare
1) nakomeling2) nazaat3) afstammeling
Страницы