-
1 afsluiten
1 [ontoegankelijk maken] fermer2 [op slot doen] fermer à clé4 [tot stand brengen] conclure5 [een eind maken aan] clôturer6 [verwijderd houden van] tenir à distance (de)♦voorbeelden:een tuin afsluiten • clôturer un jardineen weg afsluiten • barrer une route2 heb je de voordeur goed afgesloten? • as-tu fermé à clé la porte d'entrée?een (dienst)jaar afsluiten • clôturer un exerciceeen afgesloten tijdperk • une époque révolueiemand van het gas afsluiten • couper le gaz chez qn. -
2 afsluiten
1 [ontoegankelijk maken] close (off/up)4 [tot stand brengen] conclude 〈 bijvoorbeeld contract〉 ⇒ enter into 〈 overeenkomst〉, negotiate 〈 hypotheek〉6 [verwijderd houden van] cut off♦voorbeelden:2 heb je de voordeur goed afgesloten? • have you locked the front door? -
3 afsluiten
запереть; замкнуть; отключить; запрудить, перегородить, загородить; оцепить; заключить; заключить, закончить; запирать; замыкать; выключать; запруживать; загораживать; перегораживать; закрыть; завершить* * **см. тж. zich afsluiten2) выключать, отключать* * *гл.общ. заключить, запирать, запруживать, выключать (свет, газ), закрыть (счёт), завершить, загораживать, перегораживать, замыкать (на замок) -
4 afsluiten
abschließen -
5 afsluiten
finalisá, kaba, terminá; kontratáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > afsluiten
-
6 afsluiten
v. cut off, disconnect, shut off; lock up, close, shut; barricade, block, obstruct -
7 afsluiten
-
8 afsluiten
• to close• to conclude• to cover• to cut off• to match• to seal• to shut off• to terminate• to turn off -
9 afsluiten
1) täppa2) spärra3) bom -
10 afsluiten
kitlemek [-er] v; kapatmak [-ır] v -
11 afsluiten
запереть; замкнуть; отключить; запрудить, перегородить, загородить; оцепить; закрыть; заключить; заключить, закончить sloot afe.OVT.imp. sloten afm.OVT.imp. heeft afgesloten VTT.pref. -
12 afsluiten
barrer, cesser, contracter, fermer à clé, fermer, finir, s'engager, terminer -
13 afsluiten
-
14 afsluiten
finalisá, kaba, terminá; kontratá -
15 afsluiten met een examen
afsluiten met een examenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afsluiten met een examen
-
16 zich afsluiten
-
17 de balans afsluiten
de balans afsluiten -
18 de stroom afsluiten
de stroom afsluiten -
19 een (dienst)jaar afsluiten
een (dienst)jaar afsluiten -
20 een balans afsluiten
een balans afsluiten
См. также в других словарях:
Parti Populaire — – PersonenPartij Parteivorsitzender … Deutsch Wikipedia