-
1 Afro
adj. Afro (afkorting v. Afrikaans; een groot krullig kapsel van veel negers)--------n. afrokapsel (een kroeskapsel)[ æfroo] -
2 Afro-Asiatic
-
3 Afro-haired
Afro-haired -
4 Afro-American
n. Afro-Amerikaan -
5 soul
n. ziel; sterveling; geest; gevoel, hart; geestelijke liederen[ sool]♦voorbeelden:1 poor soul! • (arme) stakker!〈 figuurlijk〉 that fellow has no soul • die knaap heeft geen pit/hart〈 verouderd〉 upon my soul! • bij mijn ziel!, wis en waarachtig!with (all one's) heart and soul • met hart en zielAll Souls' Day • Allerzielennot a (living) soul • geen levende ziel, geen stervelingthe ship went down with 300 souls • het schip zonk met 300 zielen aan boord¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 he is the (life and) soul of the party • hij is de animator van het feestshe is the soul of kindness • zij is de vriendelijkheid in persoon/zelf1 〈Amerikaans-Engels; slang〉 soul 〈 Afro-Amerikaanse cultuur, het neger-zijn; sterk emotionele moderne Afro-Amerikaanse muziek〉 -
6 hood
n. hoofdbedekking over de nek en hoofd, capuchon, kap; iets wat op een bedekking lijkt, bedekking; metalen laag dat naar een ventilatiegat leidt en rook en stank (zoals een kap boven de kachel of oven) ; bedekking over de ogen en hoofd van een havik; beweegbare kap die de motor van een auto bedekt; opvouwbaar dak van een auto met open dak, opvouwbaar dak van een koets; (Zoölogie) vlek of kam op de kop van een dier; woonwijk (Afro-Amerikaanse Slang); jonge gangster, jonge herrieschopper[ hoed]5 → hoodlum hoodlum/ -
7 king
-
8 soul brother
-
9 soul music
soulmuziek (gevoelsmuziek; liederen waarin hart wordt uitgestort (pijn en zorgen))soul music -
10 soul sister
-
11 Bill Cosby
n. Bill Cosby, (in 1939 geboren als William Henry Cosby, Jr.) Afro-Amerikaanse komiek en schrijver, meest bekend om zijn langdurige televisiecomedieshow "The Cosby Show" (1984-1992) -
12 Black English
n. taalvorm van het Engels gesproken onder de Afro-Amerikanen -
13 Count Basie
n. Count Basie, (1904-1984), geboren William James Basie) Afro-Amerikaanse jazz pianist en componist (William "Count" Basie) -
14 Cushitic
n. groep talen in oosten van Afrika gesproken (Ethiopië, Somalië, Djibouti en Kenia), onderfamilie van Afro-Afrikaanse talen -
15 Geechee
n. bevolking van Afro-Amerikanen woonachtig op de eilanden en in kustgebieden van Zuid-Carolina en Georgia en noordoosten van Florida (VS); iemand die Gullah spreekt -
16 Kwanzaa
n. feest gevierd door Afro-Amerikanen tussen de 26-ste december en 1 januari (viert zwarte cultuur, erfgoed (fig.) en samenwerking) -
17 Million Man March
mars van Afro-Amerikanen in 1995 in Washinton D.C. (georganiseerd door leider van Nation of Islam Louis Farrakhan) -
18 Nation of Islam
religieuze en culturele organisatie voor Afro-Amerikanen opgericht in 1913 (bepleit separatisme, economische onafhankelijkheid, kennis van zwarte historie van en een onorthodoxe vorm van Islam) -
19 Negroness
n. vrouw met donkere huidskleur; vrouw die lid is van zwart of zwartgekleurd Afrikaans ras (Antroplogie); Afro-Amerikaanse (geringschattend in modern gebruik) -
20 Omotic
n. taal in Ethiopië gesproken (een van de talen van de Afro-Aziatische taalfamilies)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
afro — afro … Dictionnaire des rimes
afro — [ afro ] adj. inv. • 1972; angl. afro american ♦ Se dit d une coupe de cheveux crépus ou frisés formant une boule volumineuse autour du visage. « Une coiffure hippy vaguement afro » (Le Nouvel Observateur, 1972). ● afro adjectif invariable Se dit … Encyclopédie Universelle
afro- — ♦ Élément, du lat. afer, afri « africain », indiquant l origine africaine, et qui s emploie pour former des adjectifs et des substantifs. afro Préfixe désignant une origine, une appartenance africaine. ⇒AFRO , élément préf. « Africain » sert de… … Encyclopédie Universelle
Afro — steht für: eine Haarfrisur, siehe Afro Look Afro (Währung), vorgeschlagene offizielle Währung der Afrikanischen Union. eine Vorsilbe für afrikanisch , u. a.: Afroamerikaner Afrodeutsche Afroasiatische Sprachen Afro Asiatische Konferenz… … Deutsch Wikipedia
afro — ÁFRO adj. invar., adv. (Cu părul capului) foarte încreţit. – Din fr. afro, engl. Afro. Trimis de tavilis, 24.05.2002. Sursa: DEX 98 áfro adj. invar., adv … Dicționar Român
afro — adjetivo 1. Que tiene relación con la cultura de los pueblos negros africanos: una fiesta afro, moda afro. 2. [Peinado, pelo] que tiene muchos rizos y muy pequeños: Siempre va con un maravilloso peinado afro … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
Afro- — [æfrəu US rou] prefix [in nouns and adjectives] [: Latin; Origin: Afer African ] African and something else ▪ an Afro American ▪ Afro Caribbean children … Dictionary of contemporary English
Afro- — [æfrəu US rou] prefix [in nouns and adjectives] [: Latin; Origin: Afer African ] African and something else ▪ an Afro American ▪ Afro Caribbean children … Dictionary of contemporary English
Afro — (n.) full, bushy hairstyle as worn by some blacks, 1938, from AFRO (Cf. Afro ). As a general adjective for black styles of clothing, music, etc., it is attested from 1966 … Etymology dictionary
afro — afro, fra (Del lat. afer, afri). 1. adj. Referente a los usos y costumbres africanas. MORF. U. solo la forma afro. Peinado, música afro. 2. ant. africano. Apl. a pers., era u. t. c. s.) … Diccionario de la lengua española
Afro — ☆ Afro [af′rō΄ ] adj. [see AFRO ] designating or of a full, bushy hair style, as worn by some blacks n. pl. Afros an Afro hair style … English World dictionary