-
1 inward handling
afhandeling inkomend -
2 outward handling
afhandeling uitgaand -
3 disposal
n. het wegdoen; afdoening, afhandeling; verwijdering van afval, vernietiging van afval[ dispoozl]1 → disposal unit disposal unit/2 afdoening ⇒ afhandeling, regeling3 overdracht ⇒ verkoop, schenking5 plaatsing ⇒ ordening, rangschikking♦voorbeelden: -
4 dispatch
n. bericht, (officieel) report, efficiëntie--------v. (ver)zenden, (weg)sturen; de genadeslag geven, doden[ dispætsj]♦voorbeelden:————————〈 werkwoord〉2 de genadeslag geven ⇒ doden, expediëren -
5 transaction
n. transaktie; rapport uitbrengen[ trænzæksjn]1 transactie ⇒ zaak, handelsovereenkomst2 afhandeling ⇒ afwikkeling, uitvoering -
6 transactions
n. afhandeling, afwikkeling
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский