-
1 adresseren
adresser, -
2 doen toekomen
adresser, envoyer -
3 opsturen
adresser, envoyer -
4 opzenden
adresser, envoyer -
5 sturen
adresser, envoyer -
6 verzenden
adresser, déposer, envoyer, expédier, -
7 zenden
adresser, envoyer -
8 richten
1 [in een rechte lijn brengen] aligner2 [in een richting laten gaan] diriger3 [sturen] adresser♦voorbeelden:2 iemands gangen richten • diriger qn.gericht zijn op iets • viser à qc.een brief, aan mij gericht • une lettre qui m'est adressée1 [in bepaalde richting brengen] placer2 [m.b.t. vuurwapens] viser♦voorbeelden:(iets) horizontaal richten • mettre (qc.) à l'horizontale2 een geweer op iemand richten • braquer un fusil sur qn.scherp richten • viser bienop iemand, iets richten • viser qn., qc.III 〈wederkerend werkwoord; zich richten〉1 [zich wenden tot] s'adresser (à qn.)3 [zich concentreren op] se concentrer (sur)♦voorbeelden: -
9 wenden
1 [draaien, keren] tourner♦voorbeelden:hoe men zich ook wendt of keert • de quelque côté qu'on se tournehoe je het ook wendt of keert • tu peux retourner l'affaire comme tu voudrasII 〈wederkerend werkwoord; zich wenden〉1 [+ tot][zich richten] s'adresser (à)♦voorbeelden:1 zich tot iemand wenden om raad • s'adresser à qn. pour (obtenir) un conseilzich tot iemand wenden met een verzoek • adresser une demande à qn. -
10 richten
1. ww1) aligner2) diriger3) adresser (à)4) placer5) viser2. zich richtenww2) se régler (sur qn), s'accorder (avec) -
11 woord
♦voorbeelden:het Woord Gods • la parole de Dieumet andere woorden • autrement ditgevleugelde woorden • mots historiqueshet goddelijk Woord • le Verbe (de Dieu)geen goed woord voor iets, iemand over hebben • condamner ouvertement qc., être sans pitié pour qn.een goed woord(je) voor iemand doen • intercéder en faveur de qn.aan een half woord genoeg hebben • savoir ce que parler veut direhet hoge woord moest eruit • il fallait que le grand mot fût lâchéhoge woorden met iemand hebben • avoir une violente dispute avec qn.holle woorden • vaines paroleseen kort woord spreken • prendre brièvement la parolehij moet altijd het laatste woord hebben • il faut toujours qu'il ait le dernier mothet verlossende woord spreken • dire le fin moteen vriendelijk woord spreken • dire un mot gentileen waar woord spreken • dire le mot justeeen man van weinig woorden • un homme avare de paroleszijn woorden (op een goudschaaltje) (af)wegen • (bien) peser ses motser is wel eens een woord gevallen • ils ont eu des mots de temps en tempsiemand (de) woorden in de mond leggen • mettre des mots dans la bouche de qn.woordjes leren • apprendre des motszijn woorden terugnemen • se rétractermen moet hem de woorden uit de keel, de mond trekken • on doit lui arracher les mots (de la bouche)niet veel woorden over iets vuilmaken, aan iets verspillen • ne pas perdre sa salive à qc.naar woorden (moeten) zoeken • (devoir) chercher des motseen woord vooraf • un avant-proposhet blijft bij woorden • ce sont des paroles en l'airhet niet (alleen) bij woorden laten • ne pas se contenter de belles parolesniet in woorden uit te drukken • inexprimablemet zoveel woorden • mot pour motmet, in één woord • en un motiets onder woorden brengen • formuler qc.over zijn woorden vallen, struikelen • trébucher sur ses motsniet uit zijn woorden kunnen komen • s'embrouiller (dans ses phrases)je haalt me de woorden uit de mond • j'allais le direiemand de woorden uit de mond kijken • être suspendu aux lèvres de qn.iets woord voor woord navertellen • répéter qc. mot pour motiets woord voor woord vertalen • traduire qc. mot à mothij moet er het eerste woord nog over zeggen • il n'en a encore rien ditgeen woorden voor iets hebben • 〈 letterlijk〉 ne pas avoir de mot pour qualifier qc.; 〈 figuurlijk〉 être stupéfait devant qc.geen woorden voor iets weten te vinden • être à court de motsdaar is geen woord van aan, waar • il n'y a pas un (traître) mot de vraimet geen woord over iets spreken • ne pas souffler mot de qc.geen woord meer! • plus un mot!geen woord meer met elkaar spreken • ne plus s'adresser la parolegeen woorden maar daden • pas de paroles, des actesdat is geen woord te veel gezegd • il n'y a pas un mot de tropgeen woord zeggen • ne pas dire un moter geen woord tussen kunnen krijgen • ne pas pouvoir placer un mothij kon geen woord uitbrengen • il n'a pas pu émettre un sonmet twee woorden spreken • répondre polimentgeen woord van iets verstaan, begrijpen • ne rien comprendre à qc.het Woord is Vlees geworden • le Verbe s'est fait chair→ link=man man, link=verstaander verstaanderzij kan goed haar woord doen • elle parle bienhet woord is aan u, u hebt het woord • vous avez la paroleiemand het woord ontnemen • retirer la parole à qn.het woord tot iemand richten • adresser la parole à qn.het woord voeren • avoir la paroleaan het woord zijn • avoir la paroleiemand aan het woord laten • laisser parler qn.iemand niet aan het woord laten komen • refuser la parole à qn.iemand te woord staan • recevoir qn.zijn woord breken • manquer à sa parolezijn woord geven • donner sa paroleiemand aan zijn woord houden • prendre qn. au motzijn woord nakomen • tenir parolezijn woord terugnemen • reprendre sa parolezijn woord verpanden • engager sa paroleeen man van zijn woord • un homme d'honneurbij zijn woord blijven • tenir paroleik geloof u op uw woord • je vous crois sur parole -
12 adresseren
-
13 aanspreken
1 [beginnen te gebruiken] entamer2 [toespreken] s'adresser à♦voorbeelden:zijn kapitaal aanspreken • entamer son capital2 iemand brutaal aanspreken • apostropher qn.ik heb hem erover aangesproken • je lui ai demandé des explicationsiemand met mevrouw aanspreken • appeler qn. madameiemand met jij aanspreken • tutoyer qn.iemand met u aanspreken • vouvoyer qn.iemand over zijn gedrag aanspreken • réprimander qn. au sujet de sa conduite1 [in de smaak vallen bij] plaire à -
14 adresseren
1 [van een adres voorzien] écrire une adresse (sur)♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich adresseren〉1 [zich wenden] s'adresser (à) -
15 een petitie indienen bij
een petitie indienen bij -
16 een toepasselijk woord tot iemand spreken
een toepasselijk woord tot iemand sprekenadresser à qn. un mot de circonstanceDeens-Russisch woordenboek > een toepasselijk woord tot iemand spreken
-
17 een vraag richten tot de voorzitter
een vraag richten tot de voorzitterDeens-Russisch woordenboek > een vraag richten tot de voorzitter
-
18 geen woord meer met elkaar spreken
geen woord meer met elkaar sprekenDeens-Russisch woordenboek > geen woord meer met elkaar spreken
-
19 het woord tot iemand richten
het woord tot iemand richtenadresser la parole à qn. -
20 iemand met warmte toespreken
iemand met warmte toesprekenadresser des paroles chaleureuses à qn.
См. также в других словарях:
adresser — [ adrese ] v. tr. <conjug. : 1> • déb. XVe; adrecier XIIe; « dresser, redresser, diriger » en a. fr. et jusqu au XVIIe; de 1. a et dresser 1 ♦ Émettre (des paroles) en direction de qqn. « La question que lui adressait la cantinière »… … Encyclopédie Universelle
adresser — ADRESSER. v. a. Envoyer directement à quelque personne, en quelque lieu. Adresser une lettre, un paquet à quelqu un. Vous n avez qu à me l adresser à un tel endroit. Vous adresserez vos lettres à un tel pour me les faire tenir. Vous m avez… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
adresser — Adresser. v. act. Envoyer directement à quelque personne, en quelque lieu. Adresser une lettre, un paquet à quelqu un. vous n avez qu à me l adresser à un tel endroit. vous adresserez vos lettres à un tel pour me les faire tenir. vous m avez… … Dictionnaire de l'Académie française
adresser — quelqu un au chemin, Deducere aliquem in viam. Mon chemin s adresse en Lemnos, Est mihi iter in Lemnum. Les pas s adressent là, Ferunt eo vestigia. Les lettres s adressoient à luy, Literae erant ei inscriptae. Lettres s addressantes à la cour,… … Thresor de la langue françoyse
adresser — (a drè sé) v. a. 1° Envoyer avec une indication. Il leur adressa son ami avec beaucoup de recommandations. Je vous ai adressé à l homme qui pouvait le mieux vous renseigner. Je ne savais où vous adresser ma lettre. • Montrons l ordre cruel… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ADRESSER — v. a. Envoyer directement à quelque personne, en quelque lieu. Adresser une lettre, un paquet à quelqu un. Vous n avez qu à me l adresser à tel endroit. Vous adresserez vos lettres à un tel, pour qu il me les fasse tenir. Vous m avez adressé un… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
ADRESSER — v. tr. Envoyer directement à quelque personne, en quelque lieu. Adresser une lettre, un paquet à quelqu’un. Vous n’avez qu’à me l’adresser à tel endroit. Vous adresserez vos lettres à un tel, pour qu’il me les fasse tenir. Cette lettre lui est… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
adresser — vt. , envoyer : adrèché (Aix.017, Chambéry, Montagny Bozel), ADRÈSSÎ (Albanais.001, Saxel, Villards Thônes), adreyér (Aussois.287), C. => Dresser ; mandâ (001). A1) s adresser à, aller adresser demander à // trouver, (qq.) : s adrèssî à… … Dictionnaire Français-Savoyard
Adresser la parole à quelqu'un — ● Adresser la parole à quelqu un lui parler … Encyclopédie Universelle
Adresser un regard, un sourire, un signe, etc., à quelqu'un — ● Adresser un regard, un sourire, un signe, etc., à quelqu un exprimer par un geste, une mimique, une intention, son sentiment à quelqu un … Encyclopédie Universelle
adresser — ● vt. ►MEM Déterminer l adresse, ou donner une adresse à une information ou à un ensemble d informations … Dictionnaire d'informatique francophone