-
1 acute
adj. ernstig; serieus; scherp; acuut1 acuut ⇒ ernstig, hevig♦voorbeelden:acute rheumatism • acuut reumaacute accent • accent aigu -
2 acute
acuutnijpendscherp -
3 acute accent
-
4 acute rheumatism
-
5 acute pain
acute/hevige pijn -
6 acute disease
ernstige ziekte, acute ziekte, plotseling optredende ziekte -
7 acute angle
scherpe hoek -
8 acute condition
dringende conditie -
9 acute infection
ernstige infectie, hevige infectie -
10 acute shortage
dringend tekort -
11 acute-angled
scherphoekig -
12 an acute angle
-
13 an acute danger
-
14 D.T.
acute dronkenmanswaanzin veroorzaakt door overmatig gebruik van alcohol (Medicijnen)d.t. (Delirium Tremens)D.T.→ D.T.'s D.T.'s/ -
15 carbuncle
n. karbonkel, puist, acute huidinfectie gekenmerkt door groep steenpuisten (Geneeskunde); rode edelsteen[ ka:bungkl] -
16 Kawasaki disease
n. acute vasculitis die meestal optreedt bij kinderen omnder de vijf jaar en als eerste beschreven werd aan het einde van de 1960-er jaren door de Japanse kinderarts Tomisaku Kawasaki die coronaire aneurisma's of hartaanvallen of plotselinge dood bij kinderen kan veroorzaken (gekenmerkt door koorts die meer dan vijf dagen optreedt, polymorfische uitslag op de huid, erythematische, droge en gespleten lippen, ontsteking van het oogbindvlies, gezwollen handen en voeten, prikkelbaarheid, adenopathie en een perineale afschilferende uitslag) -
17 Tomisaku Kawasaki
n. Tomisaku Kawasaki, Japanse kinderarts die de acute Kawasakiziekte ontdekte in 1967 -
18 eclampsia
n. eclampsie, vrouwenstuipen bij zwangerschap of baring, acute aanval van zwangerschapstoxicose -
19 erysipelas
n. wondroos,acute besmettelijke huidziekte -
20 erysipelatous
adj. erysipelas (wondroos, acute besmettelijke huidziekte veroorzaakt door infectie v.e. wondje met streptococcen)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Acute — A*cute , a. [L. acutus, p. p. of acuere to sharpen, fr. a root ak to be sharp. Cf. {Ague}, {Cute}, {Edge}.] 1. Sharp at the end; ending in a sharp point; pointed; opposed to {blunt} or {obtuse}; as, an acute angle; an acute leaf. [1913 Webster] 2 … The Collaborative International Dictionary of English
Acute — may refer to: * Acute angle * Acute accent * Acute (medicine) * Acute (phonetic) * Acute (programming language) * The Acute a band … Wikipedia
acute — [ə kyo͞ot′] adj. [L acutus, pp. of acuere, sharpen: see ACUMEN] 1. having a sharp point 2. keen or quick of mind; shrewd 3. sensitive to impressions [acute hearing] 4. severe and sharp, as pain, jealousy, etc. 5. severe but of s … English World dictionary
acute — 1 *sharp, keen Analogous words: *incisive, trenchant, cutting: penetrating, piercing (see ENTER) Antonyms: obtuse Contrasted words: *dull, blunt: *stupid, slow, dull, crass, dense … New Dictionary of Synonyms
acute — UK US /əˈkjuːt/ adjective ► if a bad situation is acute, it causes severe problems or damage: »The problem is particularly acute for small businesses. »an acute conflict/crisis/need … Financial and business terms
acute — acute; acute·ness; per·acute; sub·acute; … English syllables
acute — [adj1] deeply perceptive astute, canny, clever, discerning, discriminating, incisive, ingenious, insightful, intense, intuitive, judicious, keen, observant, penetrating, perspicacious, piercing, quick witted, sensitive, sharp, smart, subtle;… … New thesaurus
Acute — A*cute , v. t. To give an acute sound to; as, he acutes his rising inflection too much. [R.] Walker. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
acute — I adjective acer, acuminate, acutus, alert, apt, astute, aware, clear sighted, critical, crucial, cutting, discerning, fine, foreseeing, intense, intuitive, keen, keenly sensitive, knowledgeable, penetrating, perceptive, perspicacious, perspicax … Law dictionary
acute — (adj.) late 14c., originally of fevers and diseases, coming and going quickly (opposed to a chronic), from L. acutus sharp, pointed, figuratively shrill, penetrating; intelligent, cunning, pp. of acuere sharpen (see ACUITY (Cf. acuity)). Meaning… … Etymology dictionary
acute — ► ADJECTIVE 1) (of something bad) critical; serious. 2) (of an illness) coming sharply to a crisis. Often contrasted with CHRONIC(Cf. ↑chronicity). 3) perceptive; shrewd. 4) (of a physical sense or faculty) highly developed. 5) (of an angle) less … English terms dictionary