-
1 aantreden
♦voorbeelden:op bevel aantreden • fall in on command -
2 aantreden
1 [in een richting stappen] s'approcher -
3 aantreden
строиться; начинать с правой или левой ноги; спешить; подходить; построение* * *гл.воен. начинать с правой или левой ноги, подходить, спешить, строиться, построение -
4 aantreden
v. line up, muster, parade -
5 de manschappen doen/laten aantreden
de manschappen doen/laten aantredenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de manschappen doen/laten aantreden
-
6 op bevel aantreden
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op bevel aantreden
-
7 sinds het aantreden van het kabinet
sinds het aantreden van het kabinetVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > sinds het aantreden van het kabinet
-
8 начинать с правой или левой ноги
vmilit. aantreden -
9 подходить
v1) gener. aangaan (op-ê), aankomen, aanlopen, aanstappen, afkomen, afstappen (op-ê), aftreden (op-ê), bijkomen, schikken, toekomen (op-ê), toetreden (op-ê), treden, aanstomen (на пароходе), aanwandelen (гуляя), benaderen (к кому-л., к чему-л.), conveniëren, deugen, handen, in aantocht zijn, komen, op (iem.) aflopen (к кому-л.), passen, te pas komen, toelopen2) navy. aanvaren3) milit. aantreden -
10 построение
-
11 спешить
-
12 строиться
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский