-
1 affectation
affectation [aafektaasjõ]〈v.〉1 bestemming ⇒ plaats van bestemming, post2 aanstelling ⇒ benoeming, indeling3 gemaaktheid ⇒ gekunsteldheid, aanstellerij♦voorbeelden:s'habiller sans affectation • zich onopvallend kledenparler sans affectation • op natuurlijke toon sprekenf1) bestemming2) aanstelling, benoeming3) gemaaktheid, aanstellerij -
2 comédie
comédie [kommeedie]〈v.〉3 aanstellerij ⇒ komedie, veinzerij♦voorbeelden:comédie musicale • musical5 c'est toujours la même comédie pour entrer dans ce cinéma! • 't is altijd hetzelfde gelazer om in die bioscoop binnen te komen!f1) komedie2) aanstellerij, veinzerij4) gedoe, toestand5) scène, drukte -
3 théâtre
théâtre [tee.aatr]〈m.〉1 schouwburg ⇒ theater, toneel♦voorbeelden:répertoire d'un théâtre • repertoire van een schouwburgthéâtre de verdure • openluchttheaterthéâtre à thèse • geëngageerd toneelthéâtre antique • klassiek toneelde théâtre • theatraal, gemaakt, overdreventhéâtre d'opérations • strijdtoneel, actieterreinm1) schouwburg, theater2) toneel4) aanstellerij -
4 cabotinage
-
5 coquetterie
-
6 grimace
grimace [griemaas]〈v.〉1 grimas ⇒ grijns, lelijk gezicht♦voorbeelden:faire la grimace • een zuur gezicht trekkenfaire des grimaces • gezichten trekken→ singe -
7 minauderie
-
8 pantomime
-
9 simagrée
-
10 singerie
singerie [sẽzĵrie]〈v.〉♦voorbeelden:
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский