-
1 anstellen
anstellen5 maken, doen ⇒ uitvoeren, ondernemen, uiten♦voorbeelden:ein Experiment, eine Untersuchung anstellen • een experiment, een onderzoek doen, uitvoereneinen Vergleich anstellen • een vergelijking makenVermutungen anstellen • vermoedens uitenmit jemandem ein Verhör anstellen • iemand verhorenwas hast du nun wieder angestellt? • wat heb je nu weer uitgehaald?〈 informeel〉 was soll ich bloß mit dir anstellen! • wat moet ik toch met jou beginnen!♦voorbeelden: -
2 Hilfe
Hilfe〈v.; Hilfe, Hilfen〉♦voorbeelden:sich Hilfe suchend umschauen • hulpzoekend rondkijkennachbarliche Hilfe • burenhulpjemandem Hilfe leisten • iemand hulp bieden, verlenenmit Hilfe, mithilfe eines Wörterbuchs • met behulp van een woordenboekohne fremde Hilfe • zonder andermans hulpzu Hilfe! • help! -
3 Probe
Probe〈v.; Probe, Proben〉♦voorbeelden:Probe laufen • proefdraaienProbe singen • voorzingen, op proef zingenjemanden auf Probe anstellen • iemand op proef aanstellenauf Probe spielen • op proef spelenauf eine harte Probe stellen • zwaar op de proef stellendie Probe aufs Exempel machen • de proef op de som nemennur zur Probe • alleen maar bij wijze van proef2 auf, nach Probe kaufen • naar monster, op staal kopen -
4 Radikalenerlass
Radikalenerlass〈m.〉1 verordening tegen het aanstellen van leden van extreem rechtse of linkse organisaties in overheidsdienst -
5 ansetzen
ansetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 beginnen, vormen5 aanzetten, vormen7 ramen, begroten♦voorbeelden:das Glas ansetzen • het glas aan de mond zetten6 eine Besprechung auf, für den nächsten Tag ansetzen • een bespreking voor de volgende dag vaststellen9 eine Bowle, einen Likör ansetzen • een bowl, likeur bereiden¶ 〈 figuurlijk〉 den Hebel an der richtigen Stelle ansetzen • iets goed, op de juiste manier aanpakken♦voorbeelden:1 Kalk, Zahnstein setzt sich an • kalk, tandsteen zet aan -
6 berufen
berufen12 bevoegd, deskundig♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 viele sind berufen, aber wenige auserwählt • velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren————————berufen21 benoemen, aanstellen♦voorbeelden:¶ berufe es nicht! • klop het maar af! -
7 bestallen
bestallen1 benoemen, aanstellen -
8 bestellen
bestellen3 zeggen, meedelen, laten weten4 aanstellen, benoemen5 doen, overbrengen♦voorbeelden:es kam wie bestellt • het kwam als geroepen〈 informeel〉 er sah aus wie bestellt und nicht abgeholt • hij stond er wat uit zijn lood geslagen bij5 bestelle ihm schöne, meine Grüße! • doe hem de groeten (van mij)!¶ du hast hier nichts zu bestellen! • je hebt hier niets te zeggen, vertellen! -
9 betun
-
10 eine Hilfe einstellen
-
11 einsetzen
einsetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inzetten, zetten in♦voorbeelden: -
12 einstellen
-
13 geziert
-
14 haben
haben♦voorbeelden:kann ich das Handtuch mal haben? • mag ik de handdoek even?zu haben sein • te krijgen zijnfür eine Sache zu haben sein • voor iets te vinden zijn〈informeel; schertsend〉 wir habens ja! • we kunnen het immers betalen!da haben wirs! • daar heb je het nou!〈 informeel〉 dich hats wohl! • ben jij een haartje betoeterd!〈 informeel〉 das werden wir gleich haben! • (a) daar zullen we eens meteen voor zorgen!; (b) daar zullen we eens gauw een einde aan maken!er hat das so an sich • zo is hij nou eenmaaldas hat nichts auf sich • dat heeft niets te betekenennichts davon haben • er niets aan hebbendas hat viel für sich • daar valt veel voor te zeggendas hat es (so) in sich • dat is lang niet gemakkelijkdu hast noch einiges vor dir! • er staat je nog wat te wachten!2 du hast zu schweigen! • jij moet zwijgen!ich habe noch zu tun • ik heb nog het een en ander te doen♦voorbeelden:1 hab dich nicht so! • stel je niet zo aan!die Sache hat sich • daarmee is het zaakje rond〈 informeel〉 hat sich was! • geen sprake van!III 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden: -
15 jemanden auf Probe anstellen
jemanden auf Probe anstellenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden auf Probe anstellen
-
16 jemanden in das Beamtenverhältnis übernehmen
jemanden in das Beamtenverhältnis übernehmenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden in das Beamtenverhältnis übernehmen
-
17 pimpeln
-
18 spreizen
-
19 zieren
zieren♦voorbeelden: -
20 übernehmen
übernehmen1————————übernehmen22 op zich nemen ⇒ zich belasten met, aanvaarden♦voorbeelden:die übernommenen Verpflichtungen • de aangegane verplichtingen3 die übernommenen Waren • de geaccepteerde goederen, waren1 te veel op zich nemen ⇒ te veel hooi op zijn vork nemen, te veel doen♦voorbeelden:sich beim Essen übernehmen • te veel eten
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский