-
1 aanschijn
лицо; вид; наружность* * *сущ.общ. вид, лицо, наружность -
2 in het aanschijn van
прил.общ. перед лицом -
3 вид
n1) gener. aanblik, aanschijn, aanzicht, aanzien, aspect, aspekt, gezicht, kijkje, schijn, soort, uitkijk, uitzicht, voorkomen, vooruitzicht, aard, air, er, formeren, gedaante, gelaat, genre, gestalte, overzicht, prospect, specie, spijs, vergezicht, vorm, zicht2) zool. geslacht -
4 лицо
n1) gener. aangezicht, aanschijn, gelaat, gezicht, fysionomie, neb, nebbe2) colloq. toet, facie, pisang3) gram. persoon -
5 наружность
ngener. voorkomen, uiterlijk, aanschijn, aanzien, uitzicht -
6 перед лицом
prepos.gener. in het aanschijn van
См. также в других словарях:
Turnhout — Turnhout … Deutsch Wikipedia