-
1 бросаться
vgener. aanschieten (op-íà), afstuiven, patsen, stormen, toesteken (с ножом), vliegen, afspringen op (iem.) (к кому-л.), bespringen, losstormen (op-íà), nastuiven, op (iem.) losgaan (на кого-л.), toestuiven, zich storten, zich werpen -
2 быстро прибежать
advgener. komen aanschieten -
3 заговорить с кем-то
vgener. aanschieten (aandacht vragen)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > заговорить с кем-то
-
4 накидывать
vgener. aanschieten (платье), omhangen, omslaan, omslingeren, omwerpen (одежду и т.п.), overgooien, slaan (пальто и т.п.; от-на), aansmijten, een hoger bod doen (öåíó), overleggen -
5 обратить на себя внимание
vgener. aanschietenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > обратить на себя внимание
-
6 подстрелить
vgener. aanschieten -
7 примчаться
vgener. aanstuiven, toestuiven, aanhollen (òæ. komen aanhitser), aanjagen (òæ. komen aanhouding), aanrennen, aanstormen, komen aanschieten, toestormen -
8 пристреливать
vgener. aanschieten (оружие), inschieten (оружие) -
9 ранить
vgener. wonden, aanschieten, blesseren, kwetsen, schrammen, verwonden
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский