-
1 effleurer
-
2 évoquer
-
3 toucher
toucher1 [toesĵee]〈m.〉♦voorbeelden:2 être doux, rude au toucher • zacht, ruw aanvoelen————————toucher2 [toesĵee]♦voorbeelden:1 n'y touche pas! • afblijven!sans avoir l'air d'y toucher, avec son, un air de ne pas y toucher • met een schijnheilig gezichtcet enfant touche à tout • dat kind komt, zit overal aantoucher à un sujet délicat • een teer onderwerp aanroerenne pas toucher à son capital • zijn kapitaal niet aansprekentoucher au but • het doel genaderd zijntoucher au port • de haven bereikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanraken ⇒ betasten, voelen4 ontvangen ⇒ innen, incasseren8 vluchtig meedelen ⇒ bespreken, informeren♦voorbeelden:sa maison touche la mienne • zijn huis grenst aan het mijnetoucher qn. • met iemand in contact komenoù peut-on vous toucher? • waar kan men u bereiken?je l'ai touché par téléphone • ik heb telefonisch contact met hem gehadtoucher de près qn. • iemand direct aangaan1. m1) tastzin4) aanslag [muziek]5) digitaal onderzoek [medisch]2. v1) aanraken2) aanspreken, komen (aan)6) (be)spelen [muziek]7) bijten [vis]8) raken, treffen9) ontvangen, innen10) aangaan, betreffen12) bespreken, informeren -
4 aborder
aborder [aabordee]1 landen ⇒ aankomen, aanleggenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bereiken ⇒ naderen, komen bij2 aanspreken ⇒ afgaan op, aanklampen3 aansnijden ⇒ beginnen (met), aanroeren4 enteren ⇒ aanvaren, langszij komen♦voorbeelden: -
5 toucher à un sujet délicat
toucher à un sujet délicatDictionnaire français-néerlandais > toucher à un sujet délicat
См. также в других словарях:
aanroeren — meri / fasi … Woordenlijst Sranan