-
1 чеканить монету
vgener. aanmunten, geld slaan -
2 coin
n. muntstuk--------v. munt opgooien; betalen (woordspel)coin1[ kojn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:toss/flip a coin • kruis of munt gooien, tossen————————coin2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 monetize
v. aanmunten; wettelijke toestemming van geldomloop -
4 seigniorage
n. Belasting, oplegging; winsten van het aanmunten van munten (in de middeleeuwen) -
5 monnaie
monnaie [monne]〈v.〉1 munt(stuk) ⇒ geld, muntsoort♦voorbeelden:monnaie de banque • overboekingsgeldmonnaie de compte • rekenmunt(l'hôtel de) la Monnaie • de Munt, de Rijksmuntmonnaie de papier • papiergeldpayer qn. en monnaie de singe • iemand naar zijn geld laten fluitenc'est monnaie courante • dat is schering en inslagmonnaie électronique • betaalkaart(en)monnaie faible • zachte valutamonnaie forte • harde valutamonnaie magnétique • betaalkaart(en)monnaie scripturale • giraal geldbattre monnaie • geld aanmuntenpetite, menue monnaie • kleingeldfaire, donner la monnaie de cent francs • honderd frank wisselenfaire de la monnaie • geld wisselenpassez la monnaie! • hier met de centen!rendre à qn. la monnaie de sa pièce • iemand een koekje van eigen deeg gevenf1) munt(soort)2) kleingeld3) wisselgeld -
6 battre monnaie
-
7 monétiser
-
8 ausmünzen
ausmünzen♦voorbeelden:Enthüllungen für seine Zwecke ausmünzen • onthullingen voor eigen doeleinden gebruiken
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский