-
1 aanleunen
прислоняться; опираться* * *гл.общ. прислоняться, опираться -
2 zich laten aanleunen
-
3 мириться
vgener. de strijdbijl begraven, zich (iets) laten aanleunen (с чем-л.), zich met (iem.) verzoenen (с кем-л.) -
4 опираться
vgener. dragen, leunen, rusten, steunen, aanleunen, zich baseren -
5 переносить
vgener. dragen, harden, overbrengen, overdragen, uitstaan, verduren, afbreken (слово на другую строку), doorleven, dulden, kroppen, kunnen velen, ondergaan, overvoeren, uithouden, verdragen, verplaatsen, verschikken (на другой срок), verslepen, verzetten, (терпеливо) zich (iets) laten aanleunen (оскорбление, клевету и т.п.) -
6 прислоняться
vgener. aanleunen, leunen, steunen (tegen-ê), gaan staan tegen
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский