-
1 aankaarten
гл.общ. заговорить, затрагивать, начать разговор (о чём-л.), поднимать (вопрос и т.п.) -
2 заговорить
v1) gener. aankaarten, aansnijden, aanpraten (кого-л.), komen te spreken over (iem.) (о ком-л.), met (iets) op de proppen komen, toespreken (с кем-л.)2) navy. aanklampen (с кем-л., по пути) -
3 затрагивать
v1) gener. aankaarten, aandoen, ingrijpen, reppen, aansnijden, aantasten2) liter. raken, toucheren -
4 начать разговор
vgener. (о чём-л.) aankaarten, aansnijden (о чём-л.) -
5 поднимать
vgener. (вопрос и т.п.) aankaarten, beuren (ãðóç), heffen, hijsen, opbeuren, opbrengen, opdragen, opdrijven, ophalen, ophebben, opheffen, opjagen, opjagen (зверя, дичь), oplaten (занавес), opnemen, oprichten, opschuiven, opslaan (глаза), opsteken, optrekken, opvatten, opvoeren, opzetten, verheffen, lichten, oplichten, aansnijden (вопрос и т.п.), ophijsen (ôôàã), ophogen, oppakken, oprapen, optillen, opwaaien (ïûôü), overal maken, rapen, schorten, spannen (паруса), tillen, verhogen
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский