-
1 danken
1 [bedanken] remercier (qn. pour, de qc.)2 [+ aan][verschuldigd zijn] devoir à♦voorbeelden:niet(s) te danken • il n'y a pas de quoiik dank voor die zware taak • cette corvée ne me dit rien. Non merci! -
2 danken
'daŋkənvIch weiß nicht, wie ich Ihnen danken soll. — Je ne sais comment vous remercier.
dankendạ nken ['daŋkən]remercier; Beispiel: jemandem für seine Hilfe/sein Geschenk danken remercier quelqu'un de son aide/pour son cadeau; Beispiel: nichts zu danken! de rien!, [il n'y a] pas de quoi!Beispiel: jemandem etwas danken dire merci à quelqu'un pour quelque chose -
3 danken
-
4 danken
remercier -
5 danken
remercier -
6 God danken op zijn blote knieën
God danken op zijn blote knieënDeens-Russisch woordenboek > God danken op zijn blote knieën
-
7 het is in hoge mate aan hem te danken
het is in hoge mate aan hem te dankenDeens-Russisch woordenboek > het is in hoge mate aan hem te danken
-
8 hij mag God wel (op zijn blote knieën) danken
hij mag God wel (op zijn blote knieën) dankenDeens-Russisch woordenboek > hij mag God wel (op zijn blote knieën) danken
-
9 iemand danken voor zijn goede zorgen
iemand danken voor zijn goede zorgenremercier qn. pour ses bons soinsDeens-Russisch woordenboek > iemand danken voor zijn goede zorgen
-
10 je hebt het aan jezelf te danken
je hebt het aan jezelf te dankenDeens-Russisch woordenboek > je hebt het aan jezelf te danken
-
11 je mag de hemel wel danken
je mag de hemel wel danken -
12 niet(s) te danken
niet(s) te danken -
13 waaraan heb ik dit te danken?
waaraan heb ik dit te danken?qu'est-ce qui me vaut cet honneur? -
14 te danken hebben
remercier -
15 abdanken
'apdaŋkənv1) (Minister) POL démissionner2) (König) POL abdiquerabdankenạb|danken -
16 uns
pronnous, à nousunsụns [62c8d4f5ʊ/62c8d4f5ns]I Pronomen1 nous; Beispiel: das gefällt uns cela nous plaît; Beispiel: er sagt es uns il nous le dit; Beispiel: wem hat er es gegeben? ̶ Uns! à qui l'a-t-il donné? ̶ À nous!; Beispiel: es geht uns gut nous allons bien; Beispiel: uns solltest du danken, nicht ihm! c'est nous que tu devrais remercier, pas lui!2 reflexiv nous; Beispiel: wir haben uns gedacht, dass... nous avons pensé que...; Beispiel: wir können uns keine teuren Sachen leisten nous ne pouvons pas nous payer des choses chèresII Pronomen1 nous; Beispiel: er wollte uns sprechen il voulait nous parler; Beispiel: der Brief ist an uns gerichtet la lettre nous est adressée2 reflexiv nous; Beispiel: wir haben uns umgedreht nous nous sommes retournés; Beispiel: wann sehen wir uns? quand nous voyons-nous? -
17 God
1 [de Schepper] Dieu♦voorbeelden:Gods wegen zijn ondoorgrondelijk • les voies du Seigneur sont impénétrableszo waarlijk helpe mij God almachtig • (je le jure) devant Dieu et devant les hommeshet is Gods onmogelijk! • c'est pas Dieu possible!hij mag God wel (op zijn blote knieën) danken • il peut bénir les dieuxhet is God geklaagd • c'est révoltantalles doen wat God verboden heeft • n'en faire qu'à sa têteGod zegene de greep • à-Dieu-va(t)mijn God! • mon Dieu!ik zou het bij God niet weten • je n'en ai pas la moindre idéebij God, hij is niet rijk • Dieu sait qu'il n'est pas richevan God en iedereen verlaten • abandonné de Dieu et des hommeser is één (enige) God • Dieu est unleven als God in Frankrijk • vivre comme un coq en pâteGod hebbe zijn ziel! • que Dieu ait son âme!God beware me! • (que) Dieu m'en garde!God zij dank! • Dieu soit loué!God vergeve me! • que Dieu me pardonne!moge God verhoeden dat • à Dieu ne plaise queben je nou helemaal van God los? • tu es dingue ou quoi? 〈+ aanvoegende wijs〉→ link=mens mens -
18 eindigen
1 [ophouden] finir♦voorbeelden:de school eindigt om twaalf uur • la sortie des classes se fait à mididit woord eindigt op een klinker • ce mot se termine par une voyelleII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [ten einde brengen] finir♦voorbeelden: -
19 hemel
2 [zichtbaar deel van de hemel; ook beeldende kunst] ciel, ciels 〈 meervoud〉♦voorbeelden:hemel en aarde bewegen • remuer ciel et terrehet scheen of hemel en aarde zouden vergaan • on aurait dit que c'était la fin du mondeeen verschil van hemel en aarde • une différence du tout au toutin 's hemels naam • au nom du cielom 's hemels wil • pour l'amour du cielonder de blote hemel (slapen) • (coucher) à la belle étoilelieve, goeie hemel! • juste ciel!de hemel beware me • le ciel m'en préserveje mag de hemel wel danken • tu peux remercier le cielde hemel weet waar hij is • Dieu sait où il estde hemel zij dank! • béni soit le ciel!de sterren aan de hemel • les étoiles dans le cielde zon staat al hoog aan de hemel • le soleil est déjà haut au firmamentiemand, iets de hemel in prijzen • élever qn., qc. jusqu'au cielOnze Vader die in de hemelen zijt • Notre Père qui êtes aux cieuxhet oog ten hemel heffen • lever les yeux au cielde hemel is mijn getuige • le ciel m'est témoin2 donkere wolken vertoonden zich aan de politieke hemel • des nuages noirs s'amoncelaient à l'horizon politiqueeen heldere plek aan de hemel • une éclairciein de hemel komen • aller au cielhij heeft een hemel op aarde • il a son paradis sur terre -
20 jezelf
♦voorbeelden:1 je hebt het aan jezelf te danken • 〈 in negatieve zin〉 c'est ta propre faute; 〈 in positieve zin〉 tout le mérite t'en revientdenk nou eens aan jezelf • pense un peu à toi-mêmeje praat nooit over jezelf • tu ne parles jamais de toi
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Danken — Danken, verb. reg. welches, wenn man die veralteten Bedeutungen mit in Rechnung bringt, in einer doppelten Gattung vorkommt. I. * Als ein Neutrum, in welcher Gattung es ehedem gefallen bedeutete. Nistes uuight in thanke, ihm gefällt nichts, sagt… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
danken — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • sich bedanken Bsp.: • Er bedankte sich beim Arzt für seine Hilfe … Deutsch Wörterbuch
danken für — danken für … Deutsch Wörterbuch
danken — V. (Grundstufe) seinen Dank zeigen Synonym: sich bedanken Beispiel: Er dankte mir für die Hilfe … Extremes Deutsch
danken — danken, dankt, dankte, hat gedankt Ich danke dir für die Einladung … Deutsch-Test für Zuwanderer
danken — (jemandem) Dank aussprechen; (sich) bedanken * * * dan|ken [ daŋkn̩] <itr.; hat: seine Dankbarkeit (jmdm. gegenüber) äußern, ausdrücken: ich möchte Ihnen sehr für Ihre Hilfe danken; er dankte ihr mit einer Widmung; ich danke Ihnen. Syn.: sich… … Universal-Lexikon
danken — dạn·ken; dankte, hat gedankt; [Vt] 1 jemandem etwas (irgendwie) danken jemandem seinen Dank, seine Anerkennung (für etwas, das er gemacht hat) zum Ausdruck bringen: Kein Mensch dankte (es) ihr, dass sie sich solche Mühe gemacht hatte 2 jemandem… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Danken — 1. Danck nicht ehe für das Schwein, du habest s dann im sacke. – Henisch, 644. Dän.: Tak ei fortilig, førend du faaer. (Prov. dan., 544.) 2. Dancken kost nichts vnd gefelt Gott vnd Menschen wol. – Lehmann, 117, 1; Simrock, 1489; Eiselein, 111;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
danken — 1. a) sich bedanken, Dank abstatten/ausdrücken, Dank aussprechen/bezeugen, sich dankbar erweisen, dankbar sein, Dank sagen, seine Dankbarkeit zeigen/zum Ausdruck bringen; (geh.): Dank bekunden/bezeigen, [zu Dank] verpflichtet sein; (geh.… … Das Wörterbuch der Synonyme
danken — Dank: Das gemeingerm. Substantiv mhd., ahd. danc, got. Þagks, engl. thanks (Plural), schwed. tack ist eine Bildung zu dem unter ↑ denken behandelten Verb. Es bedeutete ursprünglich also »Denken, Gedenken« und bezeichnete dann das mit dem… … Das Herkunftswörterbuch
danken — danke … Kölsch Dialekt Lexikon