-
1 gîter
heel, list -
2 talon
-
3 talon
talon [talɔ̃]1. masculine nouna. [de pied, chaussure, jambon, pain] heelb. [de chèque, carnet à souche] stub2. compounds* * *talɔ̃nom masculin1) (de pied, chaussure) heel2) (de carnet, chèque) stub3) ( aux cartes) pile•Phrasal Verbs:••être sur les talons de quelqu'un — to be hard ou hot on somebody's heels
* * *talɔ̃ nm1) [chaussure] heel2) [chèque, billet] stub, counterfoil Grande-Bretagne* * *talon nm1 Anat heel; j'ai mal aux talons my heels are hurting;2 (de chaussette, collant, chaussure) heel; j'ai troué ma chaussette au talon I've got a hole in the heel of my sock;4 Culin end; talon de jambon/saucisson end of ham/sausage;6 Archit talon, ogee;7 Équit heel;8 Naut heel.talon d'Achille Achilles heel; talon aiguille stiletto heel; talon bobine waisted heel; talon haut high heel; talon plat flat heel; talon pointe Courses Aut heel-and-toe.tourner les talons to turn on one's heel and walk away; être sur les talons de qn to be hard ou hot on sb's heels.[talɔ̃] nom masculinêtre ou marcher sur les talons de quelqu'un to follow close on somebody's heelsmontrer ou tourner les talons [s'enfuir] to show a clean pair of heelstourner les talons [faire demi-tour] to (turn round and) walk away2. [d'une chaussure] heelporter des talons hauts ou des hauts talons to wear high heels3. [d'une chaussette] heel4. [d'un fromage, d'un jambon] heel[d'un carnet à souches] counterfoil9. TECHNOLOGIE [de quille, de serrure, de ski] heel -
4 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
5 très
très [tre]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, hoogst, heel goed, heel veel♦voorbeelden:je suis très, très content • ik ben heel erg tevredenà très bientôt • tot heel gauwtrès au-dessus de la moyenne • ver boven het gemiddeldeadvheel, erg, heel veel -
6 talonner
talonner [talɔne]➭ TABLE 1 transitive verba. [+ fugitifs, coureurs] to be close behind• les socialistes sont talonnés par les écologistes the Greens are hot on the heels of the Socialists* * *talɔne1) ( suivre)2) ( harceler) [personne] to badger [personne]; [faim, inquiétude] to torment [personne]3) Sport to spur [something] on [cheval]; ( au rugby) to heel [ballon]* * *talɔne vt1) (= poursuivre)2) fig (= harceler) to hound3) FOOTBALL, RUGBY to heel, to back-heel* * *talonner verb table: aimerA vtr1 ( suivre) talonner qn to follow hot on sb's heels; le candidat aux élections talonne ses adversaires fig the candidate in the elections is hot on the heels of his opponents;2 ( harceler) [personne] to hound [personne]; [faim, inquiétude] to torment [personne]; il le talonne pour obtenir le contrat he's badgering him to get the contract; je les ai talonnés pour qu'ils acceptent I badgered them to accept;3 Équit to spur [sth] on [cheval];[talɔne] verbe transitif1. [poursuivre]le coureur marocain, talonné par l'Anglais the Moroccan runner, with the Englishman close on his heels3. [tourmenter - suj: faim] to gnaw at (inseparable)4. [cheval] to spur with one's heels————————[talɔne] verbe intransitifNAUTIQUE [navire] to touch the bottom -
7 éculé
éculé, e [ekyle]adjective* * *éculée ekyle adjectif1)2) [plaisanterie, théorie] hackneyed* * *ekyle adj éculé, -e(chaussure) down-at-heel, fig péjoratif hackneyed* * *1 lit chaussure éculée shoe with a worn-down heel;1. [botte, chaussure] down at heel, worn down at the heel -
8 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
9 botte
botte [bɔt]feminine nouna. ( = chaussure) bootb. [de fleurs, légumes] bunch ; [de foin] bundle* * *bɔt2) ( de fleurs) bunch; (de foin, paille) bale3) ( en escrime) thrust•Phrasal Verbs:••* * *bɔt nf1) (de cavalier, pour la ville) boot2) (botte en caoutchouc) wellington boot Grande-Bretagne wellington Grande-Bretagne rubber boot USAune paire de bottes — a pair of wellingtons Grande-Bretagne a pair of wellington boots Grande-Bretagne a pair of wellies Grande-Bretagne * a pair of rubber boots USA
3) ESCRIME thrust4) [foin, paille] bundle5) [carottes, radis] bunch* * *botte nfbottes de caoutchouc wellington boots, wellingtons; bottes de cheval riding boots; bottes d'égoutier waders; bottes de sept lieues seven league boots.sous la botte de l'ennemi under the oppressor's heel; être/se mettre à la botte de qn to be/to put oneself under sb's heel.[bɔt] nom féminin1. [chaussure] (high) boot2. [de fleurs, de radis] bunchb. (figuré) to hit out ou to have a dig at somebody -
10 pas
I.pas1 [pα]1. masculine noun• revenir or retourner sur ses pas to retrace one's stepsb. ( = distance) pace• « roulez au pas » "dead slow"d. ( = démarche) tread• prendre le pas sur [+ considérations, préoccupations] to override ; [+ théorie, méthode] to supplant ; [+ personne] to steal a march over2. compounds► le pas de Calais ( = détroit) the Straits of DoverII.pas2 [pα]adverba. (avec ne: formant négation verbale) not• ils n'ont pas de voiture/d'enfants they don't have a car/any childrenb. (indiquant ou renforçant opposition) elle travaille, (mais) lui pas she works, but he doesn't• il aime ça, pas toi ? he likes it, don't you?• pas de sucre, merci ! no sugar, thanks!• qui l'a prévenu ? -- pas moi who told him? -- not med. (devant adjectif, nom, dans exclamations) (inf) il est dans une situation pas ordinaire he's in an unusual situation• pas possible ! no!• pas vrai ? isn't that so?• tu es content ? eh bien pas moi ! are you satisfied? well I'm not!• t'es pas un peu fou ? you're crazy! (inf)• si c'est pas malheureux ! isn't that disgraceful!• pas de ça ! we'll have none of that!• ah non, pas lui ! oh no, not him!* * *Note: Dans la langue parlée ou familière, not utilisé avec un auxiliaire ou un modal prend parfois la forme n't qui est alors accolée à l'auxiliaire: he hasn't finished, he couldn't come. On notera que will not devient won't, que shall not devient shan't et cannot devient can't
I pa1) génc'est un Autrichien, pas un Allemand — he's an Austrian, not a German
ce n'est pas un lâche — gén he isn't a coward; ( pour insister) he's no coward
je ne pense pas — I don't think so, I think not sout
elle a aimé le film, mais lui pas — she liked the film but he didn't
une radio pas chère — (colloq) a cheap radio
non mais t'es pas dingue? — (sl) are you mad or what?
2) (dans des expressions, exclamations)pas le moins du monde — not in the slightest ou in the least
pas d'histoires! — I don't want any arguments ou fuss!
pas vrai? — (colloq) gén isn't that so?; ( n'est-ce pas)
on a bien travaillé, pas vrai? — (colloq) we did good work, didn't we?
II panom masculin invariable1) ( enjambée) stepfaire ses premiers pas — [enfant] to take one's first steps
faire le premier pas — fig to make the first move
de là à dire qu'il s'en fiche (colloq), il n'y a qu'un pas — there's only a fine line between that and saying he doesn't care
2) ( allure) pacemarcher au pas — ( à pied) to march; ( à cheval) to walk
marquer le pas — Armée to mark time
‘roulez au pas’ — ( panneau) ‘dead slow’ GB, ‘(very) slow’ US
partir au pas de course — to rush off, to race off
3) ( bruit) footstep4) ( trace de pied) footprintrevenir or retourner sur ses pas — lit to retrace one's steps; fig to backtrack
marcher sur les pas de quelqu'un — fig to follow in somebody's footsteps
5) ( de danse) step•Phrasal Verbs:••tirer quelqu'un/se tirer d'un mauvais pas — to get somebody/to get out of a tight corner
faire or sauter le pas — to take the plunge
prendre le pas sur quelque chose/quelqu'un — to overtake something/somebody
* * *
I pɒ adv1) (avec `ne' et `non') notIl ne pleure pas. (habituellement) — He doesn't cry., (maintenant) He's not crying., He isn't crying.
Il ne pleut pas. — It's not raining.
Je ne mange pas de viande. — I don't eat meat.
Il n'a pas pleuré. — He didn't cry.
Il ne pleurera pas. — He won't cry.
Elle n'est pas venue. — She didn't come.
Ils n'ont pas de voiture. — They haven't got a car., They have no car.
Ils n'ont pas d'enfants. — They haven't got any children., They have no children.
Ce n'est pas mal pour un début. — That's not bad for a first attempt.
Il m'a dit de ne pas le faire. — He told me not to do it.
non pas que... — not that...
Je n'aime pas du tout ça. — I don't like that at all.
n'est-ce pas; Vous viendrez à notre soirée, n'est-ce pas? — You're coming to our party, aren't you?
C'est Harry qui a gagné, n'est-ce pas? — Harry won, didn't he?
2) (employé sans `ne')pas moi — not me, not I
pas de sucre, merci — no sugar, thanks
Elle travaille, lui pas.; Elle travaille, mais pas lui. — She works but he doesn't.
Elle veut aller au cinéma, pas moi. — She wants to go to the cinema, but I don't.
une pomme pas mûre — an apple that isn't ripe, an unripe apple
... ou pas? —... or not?
Ceci est à vous ou pas? — Is this yours or not?, Is this yours or isn't it?
3)comment ça va? — pas mal — how are things? — not bad
Il y avait pas mal de monde au concert. — There were quite a lot of people at the concert.
II pɒ nm1) (= allure) pace, [cheval] walkIl marchait d'un pas rapide. — He walked at a fast pace.
Le cheval est parti au pas. — The horse set off at walking pace.
de ce pas — straight away, at once
J'y vais de ce pas. — I'll go straight away
2) (= démarche) tread3) (= enjambée) stepFaites trois pas en avant. — Take three steps forward.
retourner sur ses pas; revenir sur ses pas — to retrace one's steps
Il faisait les cent pas dans le corridor. — He was pacing up and down the corridor.
4) (= bruit) step, footstepJ'entends des pas dans l'escalier. — I can hear footsteps on the stairs.
5) (= trace de pas) footprint6) (mesure) paceà deux pas de... — just round the corner from...
7) DANSE step8) fig (= étape) step9) TECHNIQUE, [vis, écrou] threadse tirer d'un mauvais pas fig — to get o.s. out of a tight spot
* * *I.pas adv❢ Dans la langue parlée ou familière, not utilisé avec un auxiliaire ou un modal prend parfois la forme n't qui est alors accolée à l'auxiliaire: he hasn't finished, he couldn't come. On notera que will not devient won't, que shall not devient shan't et cannot devient can't.1 gén sur les 15 employés, pas un ne parle anglais out of the 15 employees not one speaks English; c'est un Autrichien, pas un Allemand he's an Austrian, not a German; je ne prends pas de sucre avec mon café I don't take sugar in coffee; ils n'ont pas le téléphone they haven't got a phone; ils n'ont pas d'enfants/de principes they haven't got any children/principles, they have no children/principles; il n'y a pas de café dans le placard there isn't any coffee in the cupboard, there's no coffee in the cupboard; ce n'est pas de l'amour, c'est de la possessivité it isn't love, it's possessiveness; ce n'est pas du cuir, c'est du plastique it isn't leather, it's plastic; ce n'est pas un lâche gén he isn't a coward; ( pour insister) he's no coward; ce n'est pas un ami à moi gén he isn't a friend of mine; ( pour insister) he's no friend of mine; ce n'est pas une raison pour crier comme ça! that's no reason to shout like that!; ce n'est pas une vie pour un gamin de son âge it's no life for a child of his age; ce n'est pas un endroit pour s'arrêter it's no place to stop; ce n'est pas qu'il soit désagréable, mais il est tellement ennuyeux! it's not that he's unpleasant, but he's so boring!; elle n'est pas très bavarde she's not very talkative; il n'est pas plus intelligent qu'un autre he's no brighter than anybody else; je ne pense pas I don't think so, I think not sout; alors, tu viens ou pas○? so, are you coming or not?; elle a aimé le film, mais lui pas or mais pas lui○ she liked the film but he didn't; ma voiture a un toit ouvrant, la leur pas or pas la leur○ gén my car has a sunroof, theirs doesn't; ( pour rectifier une erreur) my car has a sunroof, not theirs; il m'a dit de ne pas y aller he told me not to go there; du pain pas cuit unbaked bread; des tomates pas mûres unripe tomatoes; des chaussures pas cirées unpolished shoes; une radio pas chère○ a cheap radio set; je fouille dans ma poche… pas de portefeuille! I searched in my pocket… no wallet!; pas d'augmentation pour vous, Pichon! no raise for you, Pichon!; non mais t'es pas dingue○? are you mad or what?;2 (dans des expressions, exclamations) pas du tout not at all; pas le moins du monde not in the slightest ou in the least; absolument pas absolutely not; pas vraiment not really; pas tellement not much; pas tant que ça not all that much; pas plus que ça so-so○, not all that much; pas d'histoires! I don't want any arguments ou fuss about it!; pas de chance! hard luck!, tough luck!; pas possible! I can't believe it!; pas croyable! incredible!; pas vrai○? gén isn't that so?;3 ( n'est-ce pas) elle est jolie la petite Pivachon, pas○? the Pivachon girl is pretty, isn't she?; on s'est bien amusé, pas○? we had a good time, didn't we?; on a bien travaillé, pas vrai○? we did good work, didn't we?II.pas nm inv1 ( enjambée) step; faire un grand/petit pas to take a long/small step; faire des petits pas to take small steps; faire des grands pas to stride along; marcher or avancer à grands pas to stride along; marcher or avancer à petits pas to edge forward; faire un pas en avant/en arrière to take a step forward/backward; l'industrie a fait un grand pas en avant industry has taken a big step forward; l'hiver arrive à grands pas winter is fast approaching; avancer à pas de géant (dans qch) to make giant strides (in sth); avancer à pas de fourmi (dans qch) to progress at a snail's pace (in sth); marcher à pas de loup or de velours to move stealthily; marcher à pas feutrés to walk softly; marcher à pas comptés to walk with measured steps; faire ses premiers pas [enfant] to take one's first steps; faire ses premiers pas dans la société mondaine to make one's debut in society; faire le premier pas fig to make the first move; suivre qn pas à pas to follow sb everywhere; avancer pas à pas dans une enquête to proceed step by step in an inquiry; il n'y a qu'un pas there's a fine line; de là à dire qu'il s'en fiche○, il n'y a qu'un pas there's only a fine line between that and saying he doesn't care; j'habite à deux pas (d'ici) I live just a step away (from here); le magasin est à deux pas de chez elle the shop is just a step away from her house; ⇒ cent;2 ( allure) pace; marcher d'un bon pas to walk at a brisk pace; allonger or hâter le pas to quicken one's pace; marcher d'un pas lourd to walk with a heavy tread; marcher d'un pas hésitant/gracieux to walk hesitantly/gracefully; se diriger vers sa voiture d'un pas pressé to walk hurriedly toward(s) one's car; marcher du même pas to walk in step; ralentir le pas to slow down; marcher au pas Mil to march; Équit to walk; marquer le pas Mil to mark time; rouler or circuler au pas to crawl (along); ‘roulez au pas’ ( sur panneau) ‘dead slow’ GB, ‘(very) slow’ US; mettre qn au pas to bring sb to heel; partir au pas de course to rush off, to race off; faire qch au pas de charge to do sth in double-quick time; j'y vais de ce pas I'll do it straightaway;3 ( bruit) footstep; j'ai entendu un bruit de pas I heard footsteps; reconnaître le pas de qn to recognize sb's (foot)step;4 ( trace de pied) footprint; des pas dans la neige/sur le sable footprints in the snow/in the sand; revenir or retourner sur ses pas lit, fig to retrace one's steps, to backtrack; marcher sur les pas de qn fig to follow in sb's footsteps;5 Danse step; un pas de danse a dance step; le pas de valse the waltz step; apprendre les pas du tango to learn how to tango;pas accéléré quick march; pas cadencé slow time; marcher au pas cadencé to march in slow time; pas de deux Danse pas de deux; pas de l'oie goosestep; marcher au pas de l'oie to goosestep; pas de patineur ( au ski) skating; pas de porte doorstep; rester sur le pas de la porte to stay on the doorstep; pas redoublé double time, quick march; marcher au pas redoublé to quick march; pas de route walking pace; pas de tir Mil Sport shooting range; Astronaut launch(ing) pad; pas de vis Tech thread.tirer qn/se tirer d'un mauvais pas to get sb/to get out of a tight corner; faire or sauter le pas to take the plunge; céder le pas à qn to make way for sb; prendre le pas sur qch/qn to overtake sth/sb.I[pa] adverbe1. [avec 'ne', pour exprimer la négation]ils n'ont pas de problèmes/d'avenir they have no problems/no future, they haven't got any problems/a futurece n'est pas que je ne veuille pas, mais... it's not that I don't want to, but...[avec omission du 'ne'] (familier)a. [pas comique] it's not in the least ou slightest bit funnyb. [ennuyeux] it's no fun at allnon, j'aime pas no, I don't like it2. [avec 'non', pour renforcer la négation]3. [employé seul]les garçons voulaient danser, les filles pas the boys wanted to dance, the girls didn't4. [dans des réponses négatives]pas de dessert pour moi, merci no dessert for me, thank youqui l'a pris? — pas moi, en tout cas! who took it? — not me, that's for sure!c'est toi qui as fini les chocolats? — pas du tout! was it you who finished the chocolates? — certainly not!pas le moins du monde not in the least ou slightest, not at all————————pas mal (familier) locution adjectivale invariable————————pas mal (familier) locution adverbiale1. [bien]2. [très]————————pas mal de locution déterminante[suivi d'un nom non comptable] quite a lot of————————pas plus mal locution adverbialeil a maigri — c'est pas plus mal he's lost weight — good thing too ou that's not such a bad thing ou just as wellpas un locution déterminante,pas une locution déterminantepas un loc pron,pas une loc pronparmi elles, pas une qui ne veuille y aller every one of them wants to go thereil s'y entend comme pas un pour déranger les gens à 2 h du matin he's a specialist at disturbing you at 2 in the morningII[pa] nom masculin1. [déplacement] stepje vais faire quelques pas dans le parc I'm going for a short ou little walk in the parkrevenir ou retourner sur ses pas to retrace one's steps ou path, to turn backarriver sur les pas de quelqu'un to follow close on somebody's heels, to arrive just after somebodyavancer à ou faire de petits pas to take short stepsfaire un pas sur le côté to take a step to the ou to one sidefaire un pas en avant to step forward, to take a step ou pace forwardil a fait ses premiers pas de comédien dans un film de Hitchcock (figuré) he made his debut as an actor in a Hitchcock film2. [progrès]a. [enquête] to make great progressb. [technique, science] to take big steps forwardc. [échéance, événement] to be loomingavancer à pas comptés ou mesurésa. [lentement] to make slow progressb. [prudemment] to tread carefullyfaire un grand pas en avant to take a great step ou leap forwardfaire un pas en arrière to take a step back ou backwardsfaire un pas en avant et deux (pas) en arrière to take one step forward and two steps back ou backwardsb. [étape] stepc'est un pas difficile pour lui que de te parler directement talking to you directly is a difficult step for him to takec'est un grand pas à faire ou franchir it's a big step to takefranchir ou sauter le pas to take the plunge3. [empreinte] footprint4. [allure] paceallonger ou doubler le pas to quicken one's step ou pacehâter ou presser le pas to hurry onralentir le pas to slow one's pace, to slow downaller ou marcher d'un bon pas to walk at a good ou brisk paceavancer ou marcher d'un pas lent to walk slowlymarcher d'un pas alerte/léger/élastique to walk with a sprightly/light/bouncy treadavancer d'un pas lourd ou pesant to tread heavily, to walk with a heavy treadelle entendait son pas irrégulier/feutré sur la terrasse she could hear his irregular/soft footfall on the terracepas battu/tombé pas battu/tombé8. SPORTpas de patinage ou patineur [en ski] skatingpas de canard/de l'escalier [en ski] herringbone/side stepping climba. at a runb. (figuré) at a run, on the doublefaire des pas tournants [en ski] to skate a turn9. [mesure] paceà quelques pas de là a few steps ou paces awayà deux ou trois ou quelques pas: l'église est à deux pas the church is very close at hand ou is only a stone's throw from herele restaurant n'est qu'à deux pas (de la gare) the restaurant is (only) just round the corner (from the station)il n'y a qu'un pas (figuré) : entre la consommation de drogue et la vente, il n'y a qu'un pas there's only a small ou short step from taking drugs to selling them10. [marche d'escalier] stepne reste pas sur le pas de la porte don't stand at the door ou on the doorstep ou in the doorway11. GÉOGRAPHIE [en montagne] pass[en mer] strait12. TECHNOLOGIE [d'une vis] thread[d'une denture, d'un engrenage] pitch13. AÉRONAUTIQUE pitch14. MATHÉMATIQUES pitch15. (locution)prendre le pas (sur quelqu'un/quelque chose) to take precedence (over somebody/something), to dominate (somebody/something)————————à chaque pas locution adverbiale2. [constamment] at every turn ou step————————au pas locution adverbiale1. [en marchant] at a walking pacene courez pas, allez au pas don't run, walk2. AUTOMOBILEaller ou rouler au pasa. [dans un embouteillage] to crawl alongmettre quelqu'un/quelque chose au pas to bring somebody/something to heelde ce pas locution adverbialeje vais de ce pas lui dire ma façon de penser I'm going to waste no time in telling him what I thinkpas à pas locution adverbiale1. [de très près] step by step -
11 talonnade
talonnade [talɔnad]feminine noun* * *talɔnad nfFOOTBALL back heel* * *talonnade nf ( au football) back heel. -
12 autre
autre [ootr]〈onbepaald bijvoeglijk naamwoord; ook onbepaald voornaamwoord〉1 ander ⇒ andere, nog een♦voorbeelden:autre chose • iets andersbeaucoup, bien d'autres choses encore • nog heel wat andere dingend'une façon ou d'une autre • op de een of andere wijzec'est un autre Venise • dat is een tweede Venetiëaucun autre • geen anderpersonne d'autre • niemand andersquelque chose d'autre • iets andersquelqu'un d'autre • iemand andersqui d' autre que lui • wie anders dan hijil n'y a rien d' autre • er is niets andersce n'est rien d' autre qu'une catastrophe • het is een ware ramptous les autres passagers • alle andere, overige passagiersun tout autre cas • een heel ander gevaltout autre • ieder anderj'en ai vu bien d'autres • ik heb wel andere dingen meegemaaktd'un moment à l'autre • ieder ogenblikà d'autres! • maak dat anderen wijs!entre autres • onder andere(n)sans autres explications • zonder verdere uitlegl' autre • de ander(e)l'un dans l' autre • alles bij elkaarl'un et l' autre sont venus • beiden zijn gekomenni l'un ni l' autre ne sont venus • geen van beiden is gekomenc'est tout l'un ou tout l' autre • het is hollen of stilstaanl'un l' autre • elkaarles autres • de anderenles uns et les autres • allen, allemaalaimez-vous les uns les autres • hebt elkaar liefc'est un homme comme un autre • het is een heel gewoon iemandil m'a pris pour un autre • hij heeft mij voor iemand anders aangezientu as mangé une pomme, en veux-tu une autre? • je hebt een appel gegeten, wil je er nog een?dépêchez-vous, vous autres • schiet op, julliepron, adjander(e), nog een -
13 autrement
autrement [ootrəmã]〈 bijwoord〉1 anders♦voorbeelden:(tout) autrement que • (heel) anders danil a autrement plus de talent que moi • hij heeft heel wat meer talent dan ik1. adv1) anders2) [ne...pas] niet erg, niet al te3) heel wat2. conjzo niet, anders -
14 soumettre
soumettre [sumεtʀ]➭ TABLE 561. transitive verba. ( = dompter) [+ pays, peuple] to subject ; [+ rebelles] to put downb. ( = asservir) soumettre qn à [+ maître, loi] to subject sb toc. ( = astreindre) soumettre qn à [+ traitement, formalité, régime, impôt] to subject sb to• soumettre qch à [+ traitement, essai, taxe] to subject sth to2. reflexive verb* * *sumɛtʀ
1.
1) ( vaincre) to bring [somebody/something] to heel [personne, groupe, région]; to subdue [ennemi, rebelles, armée]2) ( assujettir)soumettre quelqu'un/quelque chose à — to subject somebody/something to
3) ( proposer) to submit (à to)4) ( faire subir)
2.
se soumettre verbe pronominal1) ( se rendre) to submit2) ( accepter)se soumettre à — to accept [règlement]
* * *sumɛtʀ vt1) (= proposer)soumettre qch à qn [projet] — to submit sth to sb
2) (= faire subir)soumettre qn/qch à [traitement] — to subject sb/sth to
3) [pays] to subjugate, [rebelles] to put down, to subdue* * *soumettre verb table: mettreA vtr1 ( vaincre) to bring [sb/sth] to heel [personne, groupe, région]; to subdue [ennemi, rebelles, armée];2 ( assujettir) soumettre qn/qch à to subject sb/sth to; nous sommes soumis à un règlement/à l'impôt we are subjected to regulations/to tax;3 ( proposer) to submit (à to); soumettre un projet à un spécialiste/au jugement de qn to submit a project to an expert/to sb's judgment; soumettre une loi au vote to put a law to the vote; soumettre une proposition à qn to put forward a proposal to sb;4 ( faire subir) soumettre un sportif à un dur entraînement to submit an athlete to hard training; soumettre un produit à une température élevée to submit a product to a high temperature.B se soumettre vpr1 ( se rendre) [ennemi, rebelles, région] to submit;[sumɛtr] verbe transitif1. [se rendre maître de - nation] to subjugate ; [ - mutins] to take control of, to subdue, to bring to heel ; [ - passion] to control, to tame2. [à une épreuve, à un règlement]3. [présenter - loi, suggestion, texte] to submitle projet de loi sera ensuite soumis au Sénat the bill will then be brought before the Senate ou be submitted to the Senate (for approval)————————se soumettre verbe pronominal intransitifa. [se plier à] to submit ou to subject oneself tob. [s'en remettre à] to abide by -
15 bas
bas1 [baa]〈m.〉1 kous♦voorbeelden:bas à varices • steunkous————————bas2 [baa],basse [baas]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., bijwoord〉6 laag(st) ⇒ min(st), gering♦voorbeelden:le bas monde • het ondermaansesoleil bas • laagstaande zonla basse ville • de benedenstadle malade est bien bas • de zieke is heel minnetjess'incliner très bas • heel diep buigenle thermomètre est tombé très bas • de thermometer is flink gezaktmettre une maison à bas • een huis met de grond gelijkmakenà bas le fascisme! • weg met het fascisme!il sauta à bas de son lit • hij sprong uit zijn beden bas • beneden, omlaagla tête en bas • met het hoofd naar benedenil habite en bas • hij woont benedenen bas de la page • onderaan de bladzijded'en bas • van onderpar en bas • van onder (naar boven)être bas sur pattes • korte pootjes hebbenau bas de • onderaandu bas jusqu'en haut • van beneden naar bovenle bas • het laagst gelegen gedeeltele bas du visage • de onderkant van het gezichtle bas d'une montagne • de voet van een bergpar le bas • van onder (naar boven)bas les pattes! • handen thuis!chapeaux bas! • hoeden af!trois étages plus bas • drie verdiepingen lagervoyez plus bas • zie verderau bas mot • op z'n minst, minstensle bas peuple • het lagere volkà bas prix • voor een zacht prijsje, goedkoop1. m 2. bas/basseadj, adv1) laag2) laaggelegen3) gemeen4) verderop6) zacht, niet luid [stem]7) laag(st), min(st), gering -
16 beaucoup
beaucoup [bookoe]〈 bijwoord〉1 veel ⇒ zeer, heel♦voorbeelden:c'est déjà beaucoup • dat is al heel watc'est beaucoup dire • dat is kras gezegdêtre beaucoup pour qn. • veel voor iemand betekenenil s'en faut de beaucoup • dat scheelt veelbeaucoup sont de notre avis • veel mensen zijn het met ons eensils travaillent beaucoup • ze werken hardbeaucoup mieux • veel beterbeaucoup trop • veel te veelavoir beaucoup de choses à faire • veel te doen hebbenbeaucoup de gens • veel mensende beaucoup • verreweg, veruitil y est pour beaucoup • het is in grote mate aan hem te dankenmerci beaucoup • dank u zeeradv(de)1) veel2) zeer, heel -
17 bout
bout [boe]〈m.〉3 stukje ⇒ eindje, deeltje♦voorbeelden:1 manger du bout des dents • met lange tanden eten, kieskauwenrire du bout des dents, des lèvres • flauwtjes lachensavoir, connaître qc. sur le bout du doigt • iets op z'n duimpje kennenavoir de l'esprit jusqu'au bout des doigts, des ongles • heel geestig zijnbout filtre • filtermondstukavoir un mot sur le bout de la langue • een woord voor op de tong hebben liggenparler du bout des lèvres • prevelenle bout du nez • het topje van de neusse laver le bout du nez • een kattenwasje doenne pas voir plus loin que le bout de son nez • niet verder kijken dan zijn neus lang ismener qn. par le bout du nez • iemand naar zijn pijpen laten dansenle bout de l'oreille • het tipje van het oormontrer le bout de l'oreille • zich verradenle bout du sein • de tepeltenir le bon bout • op de goede weg zijnjoindre les deux bouts • de eindjes aan elkaar knopenbout à bout • tegen elkaar aanmettre bout à bout • aaneenvoegenpousser qn. à bout • iemand razend, radeloos makenà tout bout de champ • om de haverklaptirer à bout portant • van heel dichtbij schietend' un bout à l'autre • van het begin tot het eindede bout en bout • van het begin tot het eindeon ne sait par quel bout le prendre • je weet niet hoe je met hem om moet gaanêtre à bout de nerfs • op zijn van de zenuwenêtre à bout • ten einde raad zijnmener à bout • tot een goed einde brengenma patience est à bout • mijn geduld is opvenir à bout de qc. • iets klaarspelen, bolwerkenvenir à bout d'un travail • een karwei klarenvenir à bout de qn. • iemands weerstand brekenau bout de • aan het einde van, na afloop van, na〈 figuurlijk〉 au bout du compte • per slot van rekening, tenslottejusqu'au bout des ongles • door en door, op-en-topaller jusqu'au bout • tot het uiterste (door)gaan, doorzetten〈 film〉 bout d'essai • screentest, proefopnameun bout d'homme • een klein mannetjeun bout de lettre • een kort briefjeun bon bout de temps • een flinke tijdfaire un bout de toilette • een kattenwasje doendu bout des doigts • héél voorzichtigm1) einde2) uiteinde, top, punt3) afloop, verloop4) stukje, eindje -
18 fort
fort1 [for]〈m.〉2 sterkste gedeelte ⇒ dikste, breedste gedeelte5 sjouwer ⇒ zakkendrager, lastdrager♦voorbeelden:————————fort2 [for]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 sterk ⇒ krachtig, machtig, flink2 hard ⇒ stevig, vasthoudend, taai3 begaafd ⇒ intelligent, handig, behendig4 hevig ⇒ fel, scherp, luid, hoog5 fors ⇒ dik, zwaar, gezet♦voorbeelden:recourir à la manière forte • zijn toevlucht nemen tot geweldville forte • versterkte stadc'est plus fort que moi • ik kan niet andersà plus forte raison • zoveel te meerêtre fort de • steunen opse faire fort de • zich wel in staat achten omle plus fort c'est que • het sterkste is nog datça c'est fort! 〈 België〉, ça c'est fort de café! • dat is kras!→ raisonforte tête • stijfkopêtre fort en calcul • goed zijn in rekenenêtre fort en gueule • niet op zijn mondje gevallen zijngoût fort • scherpe, sterke smaakhaleine forte • doordringende adempayer le prix fort • de volle prijs betalentabac fort • zware tabakfort en gueule • snoeverig————————fort3 [for]〈 bijwoord〉2 sterk♦voorbeelden:parler fort • hard pratenpousser fort • hard duwenrespirer fort • diep ademhalensentir fort • sterk ruiken1. m1) sterkste kant/gedeelte2) vesting3) midden, hart4) sjouwer2. adj1) sterk, krachtig2) hard, stevig3) begaafd, handig4) hevig, fel5) luid6) fors, dik, zwaar3. adv1) zeer, heel, erg2) sterk -
19 rien
rien1 [rjẽ]〈m.; ook bijwoord, v.〉♦voorbeelden:comme un rien • alsof het niets is¶ 〈ook v.〉 un(e) rien du tout • nietsnut, vent, vrouw van niets; lor————————rien2 [rjẽ]♦voorbeelden:ce n'est rien • het is niets, het valt wel meeil n'en est rien • er is niets van waarcela ne fait rien • dat geeft nietson n'y peut rien • daar, er is niets aan te doenje ne sais rien • ik weet van nietsça ne sert à rien • dat dient nergens toe, dat is zinloos〈 in casino〉 rien ne va plus • rien ne va plus, niets telt meerplus rien • niets meerrien à dire • daar valt niets tegen in te brengenrien d' étonnant si • helemaal niet zo vreemd datcela n'a rien d' impossible • dat is helemaal niet onmogelijkelle n'a rien d' une ingénue • zij heeft niets van het onschuldige jonge meisjeavoir l'air de rien • er heel onschuldig uitzienavoir un petit bobo de rien du tout • een heel klein wondje hebbenune fille de rien • een sletcomme si de rien n'était • alsof er niets aan de hand wasJe vous remercie. De rien • Dank u wel. Geen dank, tot uw dienstil ne s'agit de rien de moins que • het gaat om niets meer of minder danrien de tel • niets is er zo goedrien du tout • helemaal nietsen rien • in wat dan ook, waar dan ook inc'est pour rien! • dat is voor niets!comme rien • alsof het niets isil n'a rien que son salaire • hij heeft alleen zijn salarisc'est deux fois, trois fois rien • het stelt niets voorc'est cela ou rien • het is kiezen of delen————————rien3 [rjẽ]♦voorbeelden:1. m1) kleinigheid2) een beetje2. pron -
20 talon
m1) heel, nib2) (à...) coved3) (de porte) base heel4) (gouttière) cap, stopend5) (moulure) ogee, talonDictionnaire d'ingénierie, d'architecture et de construction > talon
См. также в других словарях:
Heel — Heel, n. [OE. hele, heele, AS. h[=e]la, perh. for h[=o]hila, fr. AS. h[=o]h heel (cf. {Hough}); but cf. D. hiel, OFries. heila, h[=e]la, Icel. h[ae]ll, Dan. h[ae]l, Sw. h[ a]l, and L. calx. [root]12. Cf. {Inculcate}.] 1. The hinder part of the… … The Collaborative International Dictionary of English
Heel chain — Heel Heel, n. [OE. hele, heele, AS. h[=e]la, perh. for h[=o]hila, fr. AS. h[=o]h heel (cf. {Hough}); but cf. D. hiel, OFries. heila, h[=e]la, Icel. h[ae]ll, Dan. h[ae]l, Sw. h[ a]l, and L. calx. [root]12. Cf. {Inculcate}.] 1. The hinder part of… … The Collaborative International Dictionary of English
Heel of a rafter — Heel Heel, n. [OE. hele, heele, AS. h[=e]la, perh. for h[=o]hila, fr. AS. h[=o]h heel (cf. {Hough}); but cf. D. hiel, OFries. heila, h[=e]la, Icel. h[ae]ll, Dan. h[ae]l, Sw. h[ a]l, and L. calx. [root]12. Cf. {Inculcate}.] 1. The hinder part of… … The Collaborative International Dictionary of English
Heel plate — Heel Heel, n. [OE. hele, heele, AS. h[=e]la, perh. for h[=o]hila, fr. AS. h[=o]h heel (cf. {Hough}); but cf. D. hiel, OFries. heila, h[=e]la, Icel. h[ae]ll, Dan. h[ae]l, Sw. h[ a]l, and L. calx. [root]12. Cf. {Inculcate}.] 1. The hinder part of… … The Collaborative International Dictionary of English
Heel ring — Heel Heel, n. [OE. hele, heele, AS. h[=e]la, perh. for h[=o]hila, fr. AS. h[=o]h heel (cf. {Hough}); but cf. D. hiel, OFries. heila, h[=e]la, Icel. h[ae]ll, Dan. h[ae]l, Sw. h[ a]l, and L. calx. [root]12. Cf. {Inculcate}.] 1. The hinder part of… … The Collaborative International Dictionary of English
Heel-and-toe — is a driving technique used mostly in performance driving [http://www.nasaproracing.com/hpde/heelandtoe.html] , although some drivers use it on the road in everyday conditions in the interests of effectiveness. It involves operating the throttle… … Wikipedia
heel — heel1 [hēl] n. [ME hele < OE hela, akin to Du hiel < Gmc * hanhila < * hanha < IE base * kenk , leg joint, heel] 1. the back part of the human foot, under the ankle and behind the instep: see CALCANEUS 2. the corresponding part of the … English World dictionary
Heel — ist der Name folgender Personen: Johann Heel (1685 1749), deutscher Maler, Halbbruder des Bildhauers Peter Heel Johann Wilhelm Heel (1637 1709), deutscher Goldschmied, Erzgießer, Kupferstecher und Maler aus Nürnberg Magnus Heel (1654 1711),… … Deutsch Wikipedia
Heel (Limbourg neerlandais) — Heel (Limbourg néerlandais) 51°10′50″N 5°53′45″E / 51.18056, 5.89583 … Wikipédia en Français
Heel (Pays-Bas) — Heel (Limbourg néerlandais) 51°10′50″N 5°53′45″E / 51.18056, 5.89583 … Wikipédia en Français
Heel (limbourg néerlandais) — 51°10′50″N 5°53′45″E / 51.18056, 5.89583 … Wikipédia en Français