-
1 Onkel
Onkel〈m.; Onkels, Onkel; informeel meervoud Onkels〉 -
2 onkel
oom -
3 ich gehe zu meinem Onkel
ich gehe zu meinem OnkelWörterbuch Deutsch-Niederländisch > ich gehe zu meinem Onkel
-
4 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Onkel — Onkel … Hochdeutsch - Plautdietsch Wörterbuch
Onkel Pö — (Rainer Baumann Band 29 August 1981) Onkel Pös Carnegie Hall, better known as Onkel Pö, was a music venue in Hamburg in the 1970s and the early 1980s. Contents 1 Pöseldorf … Wikipedia
Onkel Pö — (Rainer Baumann Band, 29. August 1981) Onkel Pö war der Kurzname für ein Jazzlokal, das Bernd Cordua und Peter Marxen (der 1967 schon das Jazzhouse in der Brandstwiete gestartet hatte) am Mittelweg im Hamburger Quartier Pöseldorf gründeten und in … Deutsch Wikipedia
Onkel — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Onkel Ted ist der Bruder meiner Mutter. • Er ist der Bruder meiner Tante, aber er ist nicht mein Onkel. • Mein Onkel Jim ist der Bruder meines Vaters … Deutsch Wörterbuch
Onkel — Sm std. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. oncle, zunächst in französischer Form. Das Wort bürgert sich ein im Zuge der Aufgabe der Unterscheidung zwischen Oheim Mutterbruder und Vetter Vaterbruder . Ebenso ne. uncle, nfrz. oncle, nschw.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Onkel — (v. fr.), so v.w. Oheim … Pierer's Universal-Lexikon
Onkel — (franz. oncle, v. lat. avunculus), Oheim … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Onkel — Onkel: Die seit dem Anfang des 18. Jh.s bezeugte Verwandtschaftsbezeichnung ist aus gleichbed. frz. oncle entlehnt, das auf lat. avunculus »Mutterbruder« (vgl. ↑ Oheim) zurückgeht … Das Herkunftswörterbuch
Onkel — Die Verwandtschaftsbeziehung drückt die Art der Verwandtschaft oder im weiteren Sinne auch der Schwägerschaft von Personen aus. In den verschiedenen Kulturen haben sich hierfür mehr oder weniger komplexe Schemata entwickelt, gekennzeichnet durch… … Deutsch Wikipedia
Onkel — Oheim (veraltet); Ohm (veraltet) * * * On|kel [ ɔŋkl̩], der; s, : 1. a) Bruder oder Schwager der Mutter oder des Vaters: sein Onkel finanzierte ihm das Studium; morgen besuchen wir Onkel Karl; zu der Feier waren alle Onkel und Tanten eingeladen.… … Universal-Lexikon
Onkel — Ọn·kel der; s, / gespr auch s; 1 der Bruder der Mutter oder des Vaters oder der Ehemann der Tante ↔ Tante: (mein) Onkel Kurt || Übersicht unter ↑Familie 2 gespr; verwendet von und gegenüber Kindern als Bezeichnung oder Anrede für Männer ≈ Herr:… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache