-
21 leave
n. vakantie; permissie, (het) toestaan; afwezig zijn met permissie; afscheid; weggaan--------v. uitkomen, bloeien--------v. verlaten; achterlaten; weggaan; het erbij laten zitten; ophouden; stopzetten; uitwissenleave1[ lie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toestemming ⇒ permissie, verlof2 verlof ⇒ vrij 〈in het bijzonder met betrekking tot overheid/leger〉; 〈 voornamelijk enkelvoud〉 vakantie♦voorbeelden:1 leave of absence • verlof, vakantieleave of absence without pay • onbetaald verloftake leave to • (het) wagen/de vrijheid nemen teby/with your leave • met uw permissie〈 informeel〉 without a ‘by your leave’ or a ‘with your leave’ • zo maar, ongevraagdtake (one's) leave (of someone) • (iemand) gedag/vaarwel zeggen; weggaan (bij/van iemand)→ French French/————————leave2♦voorbeelden:it's time for you to leave/time you left • het wordt tijd dat je weggaatleave one's wife • bij zijn vrouw weggaanleave for work • naar zijn werk vertrekken→ leave off leave off/1 laten liggen/staan ⇒ achterlaten, vergeten♦voorbeelden:leave about/around • laten (rond)slingerenleave for • vaarwel zeggen voor, in de steek laten voorleave (something) undone • (iets) ongedaan latenleave (something) unsaid • over iets zwijgenbe left with • (blijven) zitten met, opgescheept worden met3 leave much/a lot/something/nothing to be desired • veel/een hoop/iets/niets te wensen over latenfour from six leaves two • zes min vier is tweeleave (someone) a fortune • (iemand) een vermogen nalatenbe well left • goed verzorgd achterblijven¶ leave (someone/something) be • (iemand) met rust laten, (iets) laten rustenleave someone/something standing • beter zijn dan iemand/iets, iemand/iets in de schaduw stellenleave it at that • het er (maar) bij latenleave aside • buiten beschouwing latenleave in • op zijn plaats latenI'll leave it entirely up to you • ik laat het helemaal aan jou overleave (people) to themselves • zich niet bemoeien met (mensen)leave someone to it • iemand aan zijn lot overlaten→ leave behind leave behind/, leave on leave on/, leave out leave out/, leave over leave over/, luggage luggage/ -
22 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
23 proceed
v. verder gaan; vooruitgaan[ prəsie:d]5 zich bewegen ⇒ gaan, rijden6 ontstaan♦voorbeelden:proceed with/in • vervolgen/voortgaan met3 how shall we proceed • welke procedure zullen we volgen? -
24 snatch
n. ruk, greep, roof; brok, stukje, fragment; kut; poging om te grijpen naar, poging om aan te grijpen--------v. grijpen naar; (dadelijk) aangrijpen; wegrukken, weggrijpen; stelen; oppakkensnatch1[ snætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 brok ⇒ stuk, fragment♦voorbeelden:a snatch of sleep • een hazenslaapjesleep in snatches • met tussenpozen slapenwork in snatches • met vlagen werken————————snatch2♦voorbeelden:————————snatch31 rukken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:snatch a kiss • een kus stelensnatch a meal • vlug iets etensnatch away • wegrukken/pakkensnatch off • afrukken; uitrukken/gooiensnatch up • oppakkenbe snatched from death • aan de dood ontrukt wordenshe snatched the letter out of my hand • ze rukte de brief uit mijn hand -
25 stop
n. halte; achterstand; eind, einde; pauze; verstopping; halte--------v. stoppen; ophouden met; staken; eindigen; versperren; tegenhoudenstop1[ stop] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ beëindiging, het stoppen; pauze, onderbreking3 afsluiting ⇒ blokkade, belemmering♦voorbeelden:1 bring to a stop • stopzetten, een halt toeroepenput a stop to • een eind maken aan————————stop2〈 stopped〉1 ophouden ⇒ tot een eind komen, stoppen2 halt houden ⇒ stilhouden, tot stilstand komen♦voorbeelden:they stopped short of doing it • ze gingen niet zover, dat ze het dedenstop at nothing • tot alles in staat zijnstop in • binnenblijvenstop off • zijn reis onderbrekenstop over • de (vlieg)reis onderbrekenstop to tea • blijven etenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verhinderen ⇒ afhouden, tegenhouden3 blokkeren ⇒ afsnijden, tegenhouden, stoppen4 een eind maken aan ⇒ stopzetten, beëindigen5 ophouden met ⇒ staken, beëindigen♦voorbeelden:stop up a leak • een lek dichten2 stop thief! • houd de dief!stop someone (from) getting into trouble • zorgen dat iemand niet in moeilijkheden raaktstop a cheque • een cheque blokkerenstop a fee out of one's wages • contributie van iemands salaris inhoudenstop muttering • ophouden met foeterenstop it! • hou op! -
26 week
adv. week--------n. week, periode van zeven dagen van zondag tot zaterdag; elke periode van 7 dagen; aantal dagen gedurende een week aan school gewijd.[ wie:k]1 week2 werkweek♦voorbeelden:1 what day of the week is it? • wat is het vandaag?a week from Wednesday • woensdag over een weeka week (on) Sunday, Sunday week • zondag over een weekyesterday week • gisteren een week geleden¶ week in, week out • week in, week uit, wekenlang -
27 woman
-
28 look in on
v. een kort bezoekje brengen om iemands toestand na te gaan (bv.: "My friend was just released from the hospital, I will look in on her this afternoon after work")
- 1
- 2
См. также в других словарях:
From an Abandoned Work — a “ for radio” [ The Faber Companion to Samuel Beckett , p 213] by Samuel Beckett, was first broadcast on BBC Radio 3’s Third Programme on Saturday 14th December 1957 along with a selection from Molloy. Donald McWhinnie, who had already had a gr … Wikipedia
work, history of the organization of — Introduction history of the methods by which society structures the activities and labour necessary to its survival. work is essential in providing the basic physical needs of food, clothing, and shelter. But work involves more than the use … Universalium
Work-at-home scheme — A Work at Home scheme is a get rich quick scheme in which a victim is lured by an offer to be employed at home, very often doing some simple task in a minimal amount of time with a large amount of income that far exceeds the market rate for the… … Wikipedia
work — I. noun Etymology: Middle English werk, work, from Old English werc, weorc; akin to Old High German werc work, Greek ergon, Avestan varəzem activity Date: before 12th century 1. activity in which one exerts strength or faculties to do or perform… … New Collegiate Dictionary
Work at home parent — A work at home parent is an entrepreneur who works from home and integrates parenting into his or her business activities. They are sometimes referred as WAHM (work at home mom) or WAHD (work at home dad).Entrepreneurs choose to run businesses… … Wikipedia
Work (painting) — Infobox Painting backcolor=#FBF5DF painting alignment=right image size=350px title=Work artist=Ford Madox Brown year=1865 type=Oil on canvas height inch=53.9 width inch=77.9 city=Manchester, England museum=Manchester City Art Gallery Work (1852… … Wikipedia
From Slogans to Mantras — Infobox Book name = From Slogans to Mantras title orig = translator = image caption = Book cover, Hardcover ed. author = Stephen A. Kent illustrator = cover artist = country = USA language = English series = subject = Religion, Social activism… … Wikipedia
From the Archives Vol. 2 — Infobox Album | Artist = The Future Sound of London Name = From the Archives Vol. 2 Type = Compilation album Released = June 11, 2007 flagicon|United Kingdom Genre = Electronica Ambient IDM Length = 72:43 Label = Jumpin Pumpin CD TOT 54 Producer … Wikipedia
Work aversion — Work aversion, Workplace aversion, or Employment aversion is a psychological behavior, often part of an anxiety disorder, in which the subject intentionally refuses to be gainfully employed at all, or works far less than is necessary in order to… … Wikipedia
Work hardening — Work hardening, also known as strain hardening or cold working, is the strengthening of a metal by plastic deformation. This strengthening occurs because of dislocation movements within the crystal structure of the material.[1] Any material with… … Wikipedia
Work-family conflict — is “a form of interrole conflict in which the role pressures from the work and family domains are mutually incompatible in some respect. That is participation in the work (family) role is made more difficult by virtue of participation in the… … Wikipedia