-
21 mechanics
-
22 nipple
-
23 pin
persoonlijk identificatienummer (in algemeen om toegang te krijgen tot speciale diensten zoals bank, universiteit, club, enz.)PIN (personal identification number)pin1[ pin]1 speld ⇒ sierspeld, broche♦voorbeelden:I don't care/give a pin/two pins • ik geef er geen zier om♦voorbeelden:————————pin2〈werkwoord; pinned〉3 vasthouden ⇒ knellen, drukken♦voorbeelden:pin up a notice • een briefje ophangenpin up butterflies • vlinders opzettenpin a flower on/to a dress • een bloem op een japon spelden3 pin someone down • iemand neerdrukken/op de grond houdenpin someone against the wall • iemand tegen de muur drukkenshe got pinned under the car • ze lag onder de auto bekneld¶ 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 pin back your ears! • luister nu eens goed!it's difficult to pin down in words • het is moeilijk onder woorden te brengenpin someone down on something • iemand dwingen zijn bedoeling in verband met iets kenbaar te makenpin something on/to someone • iemand iets in de schoenen schuiven -
24 primary
adj. eerst, eerste; primair; wezenlijk; fundamenteel; hoofdzakelijk, essentieel--------n. vroege verkiezingen (met bijvoeging van het woord "verkiezingen")primary1[ prajmrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: primaries〉————————primary2♦voorbeelden:of primary importance • van het allergrootste belangII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:primary colour • primaire kleurprimary education/school • basisonderwijs/school -
25 roll
n. rol; broodje; lijst; roffel; slingeren; donderslag--------v. slingeren; donderenroll1[ rool]4 broodje♦voorbeelden:call the roll • appel houden, de namen afroepen→ Swiss Swiss/1 rollende beweging ⇒ geslinger 〈 van schip〉; deining 〈 van water〉; 〈 figuurlijk〉 golving 〈 van landschap〉♦voorbeelden:————————roll22 zich rollend/schommelend bewegen ⇒ buitelen; slingeren 〈 van schip〉; 〈 figuurlijk〉 rondtrekken, zwerven♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 the years rolled by • de jaren gingen/gleden voorbijthe waves rolled in to the beach • de golven rolden op het strand aan〈informeel; figuurlijk〉 roll on the day this work is finished! • leve de dag waarop dit werk af is!tears were rolling down her face • tranen rolden/liepen over haar wangenthose tights roll on easily • die panty is gemakkelijk aan te trekken5 let's roll! • aan de slag!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ laten/doen rollen2 een rollende/schommelende beweging doen maken ⇒ rollen 〈 met ogen〉; doen slingeren 〈 schip〉; gooien 〈 dobbelstenen〉; laten lopen 〈 camera〉5 rollen ⇒ walsen, pletten♦voorbeelden:2 roll the camera! • laat de camera lopen!roll a baby in a blanket • een baby in een deken wikkelen¶ roll off some extra copies • een paar extra kopieën afdrukken/maken -
26 stop
n. halte; achterstand; eind, einde; pauze; verstopping; halte--------v. stoppen; ophouden met; staken; eindigen; versperren; tegenhoudenstop1[ stop] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ beëindiging, het stoppen; pauze, onderbreking3 afsluiting ⇒ blokkade, belemmering♦voorbeelden:1 bring to a stop • stopzetten, een halt toeroepenput a stop to • een eind maken aan————————stop2〈 stopped〉1 ophouden ⇒ tot een eind komen, stoppen2 halt houden ⇒ stilhouden, tot stilstand komen♦voorbeelden:they stopped short of doing it • ze gingen niet zover, dat ze het dedenstop at nothing • tot alles in staat zijnstop in • binnenblijvenstop off • zijn reis onderbrekenstop over • de (vlieg)reis onderbrekenstop to tea • blijven etenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verhinderen ⇒ afhouden, tegenhouden3 blokkeren ⇒ afsnijden, tegenhouden, stoppen4 een eind maken aan ⇒ stopzetten, beëindigen5 ophouden met ⇒ staken, beëindigen♦voorbeelden:stop up a leak • een lek dichten2 stop thief! • houd de dief!stop someone (from) getting into trouble • zorgen dat iemand niet in moeilijkheden raaktstop a cheque • een cheque blokkerenstop a fee out of one's wages • contributie van iemands salaris inhoudenstop muttering • ophouden met foeterenstop it! • hou op! -
27 tap
n. kraan; kurk; klop--------v. een kraan aansluiten; uitwringen, afpersen ; afluisteren; kloppentap1[ tæp]♦voorbeelden:1 turn the tap on/off • doe de kraan open/dichton tap • uit het vat, van de tap; 〈 figuurlijk〉meteen voorradig, zo voorhandena tap on a shoulder • een schouderklopjeII 〈meervoud; werkwoord voornamelijk enkelvoud〉 〈Amerikaans-Engels; leger〉1 (trommel/hoorn)signaal 〈voor lichten uit; ook op militaire begrafenis〉————————tap2〈 tapped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen tikken/kloppen♦voorbeelden:tap out a message • een boodschap uitzendenher telephone was tapped • haar telefoon werd afgeluisterdtap off wine from a cask • wijn tappen uit een vattap new sources of energy • nieuwe energiebronnen aanboren -
28 train
n. trein; caravan; rij; opeenvolging, reeks gebeurtenissen; sleep van een jurk, japon of rok (zoals bij troujapon) die over de grond sleept; stoet; staart van een komeet--------v. opleiden, trainen, africhtentrain1[ treen] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 trein3 gevolg ⇒ stoet, sleep♦voorbeelden:1 by train • per/met de treina train of thoughts • een gedachtegangpreparations are in train • de voorbereidingen zijn aan de gang————————train2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 opleiden ⇒ scholen, opvoeden♦voorbeelden: -
29 union
-
30 warm-up
warm-up -
31 water jacket
-
32 wavelength
n. golflengte (ook in de electronica); (op dezelfde) golflengte (zitten)wavelength〈 techniek, technologie〉♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2