-
101 tot nadenken stemmen
-
102 tot tevredenheid stemmen
tot tevredenheid stemmen -
103 voor de minister stemmen
voor de minister stemmen -
104 voor een wet stemmen
voor een wet stemmen -
105 zij stemmen nauwkeurig overeen
zij stemmen nauwkeurig overeen -
106 (op) links stemmen
(op) links stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (op) links stemmen
-
107 beiden behaalden een gelijk aantal stemmen
beiden behaalden een gelijk aantal stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > beiden behaalden een gelijk aantal stemmen
-
108 bij volstrekte meerderheid van stemmen
bij volstrekte meerderheid van stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bij volstrekte meerderheid van stemmen
-
109 dat zal mij niet verhinderen om tegen te stemmen
dat zal mij niet verhinderen om tegen te stemmenthat won't prevent me from voting against it/him 〈enz.〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat zal mij niet verhinderen om tegen te stemmen
-
110 de stemmen staken over het voorstel
de stemmen staken over het voorstelVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stemmen staken over het voorstel
-
111 de stemmen staken
de stemmen stakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stemmen staken
-
112 de stemmen tellen
de stemmen tellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stemmen tellen
-
113 de stemmen zijn verdeeld
de stemmen zijn verdeeldVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stemmen zijn verdeeld
-
114 een kakofonie van stemmen
een kakofonie van stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kakofonie van stemmen
-
115 er gaan stemmen op dat …
er gaan stemmen op dat …more and more people are saying that …, there is a growing body of (public) opinion that …Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er gaan stemmen op dat …
-
116 er was een druk gegons van stemmen in de zaal
er was een druk gegons van stemmen in de zaalVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er was een druk gegons van stemmen in de zaal
-
117 het hart mild stemmen
het hart mild stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het hart mild stemmen
-
118 hij heeft de meeste stemmen
hij heeft de meeste stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij heeft de meeste stemmen
-
119 hij heeft de minste stemmen
hij heeft de minste stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij heeft de minste stemmen
-
120 hij kreeg maar 100 stemmen
hij kreeg maar 100 stemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kreeg maar 100 stemmen
См. также в других словарях:
Stemmen — bezeichnet: einen Vorgang beim Gewichtheben einen umgangssprachlichen Ausdruck für Geschlechtsverkehr, siehe Stenz im Bauwesen: Abtragen von Material durch Schlag, siehe Stemmen (Bautechnik) Stemmen (Landkreis Rotenburg), eine Gemeinde in der… … Deutsch Wikipedia
stemmen — stemmen: Das altgerm. Verb mhd. stemmen, mniederl. stemmen, aengl. forstemman, schwed. stämma bedeutet eigentlich »zum Stehen bringen, hemmen«, auch »steif machen«. Es steht neben mhd. ‹ge›stemen, ahd. gistemēn, gistemōn »Einhalt tun« (dazu ↑… … Das Herkunftswörterbuch
stemmen — Vsw std. (8. Jh., Form 14. Jh.), spmhd. stemmen Stammwort. Aus g. * stam(m) eja Vsw., auch in anord. stemma, ae. (fre)stemman. Die Herkunft ist unklar, da mehrere Vergleichsmöglichkeiten vorliegen. In der Bedeutung stauen scheint mhd. stemen, ahd … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Stemmen [1] — Stemmen, 1) einen Baumstamm abhauen od. der Quere nach theilen; 2) das zu Bauholz bestimmte Holz im Walde schlagen lassen; 3) so v.w. Meiseln; 4) einen Gegenstand steif gegen einen andern drücken; 5) etwas auf diese Art dadurch unterstützen, daß… … Pierer's Universal-Lexikon
Stemmen [2] — Stemmen, Dorf, s. Nordstemmen … Pierer's Universal-Lexikon
Stemmen — Stemmen, s. Leibesübungen … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Stemmen — Stêmmen, Stêmpe, Stêmpel, S. in Stä … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
stemmen — V. (Mittelstufe) etw. oder sich gegen etw. drücken Beispiele: Sie stemmte die Ellbogen in die Knie. Er hat sich gegen die Wand gestemmt … Extremes Deutsch
stemmen — hochheben; aufheben; wuchten; heben; anheben; hieven; hochziehen * * * stem|men [ ʃtɛmən]: 1. <tr.; hat a) indem man die Arme langsam durchstreckt, mit großem Kraftaufwand über den Kopf bringen, in die Höhe drücken … Universal-Lexikon
stemmen — stẹm·men; stemmte, hat gestemmt; [Vt] 1 etwas stemmen etwas mit viel Kraft über den Kopf nach oben drücken <Gewichte stemmen> 2 etwas / sich irgendwohin stemmen etwas / sich (meist mit viel Kraft) gegen etwas drücken: sich gegen die Tür… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Stemmen — Infobox Ort in Deutschland Name = Stemmen Wappen = Wappen Stemmen.gif lat deg = 53 |lat min = 13 |lat sec = 0 lon deg = 09 |lon min = 33 |lon sec = 00 Lageplan = Bundesland = Niedersachsen Landkreis = Rotenburg (Wümme) Samtgemeinde = Fintel Höhe … Wikipedia