-
1 sans odeur
-
2 voir
voir [vwaar]1 zien♦voorbeelden:il voit trouble • het schemert hem, alles danst hem voor de ogenon ne voit pas à dix pas • je kunt geen hand voor ogen zienne voir que par les yeux de qn. • blindelings op iemands oordeel afgaanje n'y vois goutte • ik zie niets2 il va voir à nous loger • hij zal zien, proberen ons ergens onder te brengenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zien ⇒ getuige zijn van, beleven, meemaken2 bezoeken ⇒ opzoeken, bezichtigen3 ontmoeten ⇒ zien, spreken met, omgaan met4 (in)zien ⇒ constateren, ondervinden5 bekijken ⇒ nagaan, zien6 bezien ⇒ beoordelen, beschouwen7 voor zich zien ⇒ zich een voorstelling maken van, begrijpen♦voorbeelden:vous m'en voyez ravi • ik ben er verrukt vanse faire voir • zich vertonen, zich laten zienvoir venir qn. • iemand doorhebbenen voir (de belles, de toutes les couleurs) • heel wat narigheid meemakenen avoir vu bien d'autres • nog wel wat anders meegemaakt hebbenen faire voir à qn. • iemand het leven zuur makenon aura tout vu • dat is het toppuntje voudrais vous y voir • ik zou u wel eens in mijn plaats willen zienregarder qn. sans le voir • door iemand heen kijkenil faut voir venir • we moeten afwachtenaller voir qn. • iemand opzoekenje ne peux pas le voir • ik kan hem niet uitstaanje ne le vois plus • ik heb het contact met hem verbroken3 pourrais-je voir le patron? • zou ik de baas kunnen spreken?allez voir là-bas si j'y suis • hoepel op, laat me met rustvoyons! • kom aan!c'est à voir • dat staat te bezienne voir que l'argent • alleen maar oog voor het geld hebbenvoir les choses en noir • een pessimistische kijk hebbenje ne le vois pas en médecin • ik zie geen dokter in hemvoir qn. en bienfaiteur • iemand als zijn weldoener zien¶ essaie voir • probeer het maar, als je durftje vois • ik begrijp hetn'avoir rien à voir dans, avec une affaire • niets te maken hebben met een zaakcela n'a pas grand-chose à voir avec mes idées • dat heeft niet veel te maken met mijn ideeënessaie un peu pour voir! • probeer maar eens als je durft!cela n'a rien à voir • dat heeft er niets mee te maken♦voorbeelden:elle s'est vu refuser l'entrée • men heeft haar de toegang geweigerd→ nez1. v1) zien2) bezoeken3) ontmoeten4) inzien, constateren5) bekijken6) bezien7) begrijpen2. se voirv2) zich zien3) gebeuren5) elkaar zien -
3 attendre
attendre [aatãdr]♦voorbeelden:attends, attendez • wacht even, een ogenblik, wacht maar 〈 bedreiging〉sans plus attendre • onverwijld→ pointII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 wachten op ⇒ afwachten, opwachten♦voorbeelden:il attend d' avoir assez d'argent • hij wacht tot(dat) hij genoeg geld heeft→ tournant¶ se faire attendre • op zich laten wachten, te laat komen, zijn1 verwachten ⇒ rekenen (op), verdacht zijn (op)♦voorbeelden:1. v1) (af)wachten2) verwachten, rekenen (op)2. s'attendre (à)v -
4 dépenser
dépenser [deepãsee]♦voorbeelden:dépenser sans compter • zijn geld wegsmijten1 zich inspannen ⇒ zich inzetten, veel moeite doen1. v1) uitgeven, besteden [geld]2) verbruiken3) gebruiken, aanwenden (voor)2. se dépenservzich inspannen (om), zich inzetten (voor) -
5 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
6 odeur
odeur [oddur]〈v.〉1 geur ⇒ reuk, lucht♦voorbeelden:odeur de gaz • gasluchtodeur de moisi • muffe lucht〈 figuurlijk〉 ne pas être en odeur de sainteté auprès de qn. • bij iemand in een slecht blaadje staanavoir une mauvaise odeur • vies ruikensans odeur • reukloos→ argentfgeur, reuk -
7 perte
perte [pert]〈v.〉4 verlies ⇒ daling, terugval♦voorbeelden:perte de connaissance • flauwte, bewusteloosheiddes pertes civiles • slachtoffers onder de burgerbevolkingfaire subir une perte à qn. • iemand flink benadelenvendre à perte • met verlies verkopenà perte de vue • zover het oog reiktraisonner à perte de vue • tot in het oneindige doorredenerenperte en argent • schadepostcourir, aller à sa perte • zijn ondergang tegemoet gaan4 〈 vliegtuig〉 être en perte de vitesse • terugvallen (in snelheid); 〈 figuurlijk〉achterop raken, achterblijvenpertes séminales • nachtelijke zaadlozingavoir des pertes • vloeiensans perte ni fracas • zonder verlies, schade1. f1) verlies2) ondergang3) verspilling4) daling, terugval2. pertesf plvochtverlies, vloeiing -
8 prix
prix [prie]〈m.〉1 prijs ⇒ lasten, waarde, kosten♦voorbeelden:1 prix choc • stuntprijs, dumpprijsprix de lancement • kennismakingsprijsprix de marché • marktprijs(à) moitié prix • voor de halve prijsprix plafond • maximumprijsprix plancher • bodemprijsprix de revient • kostprijsprix dérisoire • spotprijsc'est mon dernier prix • dat is mijn laatste bodbloquer les prix • de prijzen bevriezencasser les prix • de artikelen sterk afprijzeny mettre le prix • iets (zeer) duur betalenà prix d'argent • voor geldà prix d'or • peperduurà quel prix est ce manteau? • wat kost die jas?à vil prix • voor een spotprijsau prix fort • erg duurde prix • waardevolhors de prix • peperduurà aucun prix • voor geen goudà tout prix • koste wat het kostau prix de • ten koste van3 prix d'excellence • prijs voor de beste van de klas; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 prijs van uitmuntendheidprix d'honneur • prijs voor de beste leerlingenmettre à prix la tête de qn. • een prijs op iemands hoofd zetten4 〈 literatuur〉 le prix Goncourt 1981 • de prijswinnaar van de prix Goncourt 1981; 〈 ook〉 het boek dat de prix Goncourt 1981 heeft gekregenm1) prijs2) waarde3) beloning4) prijswinnaar -
9 reste
reste [rest]〈m.〉1 rest ⇒ overschot, restant2 rest ⇒ overige, verdere gedeelte♦voorbeelden:reste d'espoir • sprankje hoopne pas attendre, ne pas demander son reste • zich uit de voeten maken, de rest van de bui niet afwachtensans parler du reste • om over de rest maar te zwijgenavoir de l'argent de reste • geld te over hebbenpour le reste, quant au reste • wat de rest betreftet (tout) le reste • enzovoortêtre, demeurer en reste • in gebreke blijvenpour ne pas être en reste • om niet achter te blijven1. m 2. restesm pl1) overblijfselen, ruïnes -
10 savoir
savoir1 [saavwaar]〈m.〉1 kennis ⇒ wetenschap, eruditie————————savoir2 [saavwaar]1 weten2 kennen♦voorbeelden:peut-on savoir? • vertel eens?reste à savoir si • blijft nog over de vraag of〈 informeel〉 va savoir, allez savoir! • zie daar maar eens achter te komen!qu'est-ce que j'en sais!, est-ce que je sais? • weet ik veel!cet argent vient de qui vous savez • dat geld komt van u-weet-welil avait un je ne sais quoi de charmant • hij had, hoe zal ik het zeggen, iets charmantsen savoir long • goed op de hoogte zijnne savoir que, quoi faire • zich geen raad wetenà savoir • te weten, namelijkvous n'êtes pas sans savoir que • u weet heel goed daton sait que • het is bekend datsachez que • u moet weten datque je sache • voor zover ik weetla question est de savoir si • het is de vraag ofon ne saurait tout prévoir • men kan ook niet alles voorziensavoir vivre • weten hoe men zich moet gedragen♦voorbeelden:ça se saurait • als dat waar was zou het wel bekend zijn1. m1) kennis2) wetenschap2. v1) weten2) kennen3) kunnen
См. также в других словарях:
Sans argent — est une pièce de théâtre en un acte écrite par Ivan Tourgueniev en 1846 et publié dans les Récits de la patrie, elle a été montée à Moscou en 1851. C’est une comédie réaliste ou l’auteur revendique l’influence de Gogol. Personnages Timoféi… … Wikipédia en Français
ARGENT — L’argent, élément chimique de symbole Ag et de numéro atomique 47, est l’un des métaux les plus anciennement connus. Il semble cependant que sa découverte soit postérieure à celle des deux autres métaux de la même famille chimique: l’or et le… … Encyclopédie Universelle
sans — [ sɑ̃ ] prép. • sens 1050; var. seinz, senz, sen; lat. sine, avec s adv. 1 ♦ Préposition qui exprime l absence, le manque, la privation ou l exclusion. Le suspect a refusé d être interrogé sans son avocat, en l absence de son avocat. Un enfant… … Encyclopédie Universelle
sans-le-sou — [ sɑ̃l(ə)su ] n. inv. • 1846; de sans et sou ♦ Fam. Personne sans argent. ⇒ pauvre . « Ce sans le sou serait devenu millionnaire » (Hugo). ● sans le sou nom invariable Familier. Personne qui n a pas d argent. ● sans le sou (synonymes) nom… … Encyclopédie Universelle
sans — SANS. Prep. exclusive. Sans vie, sans argent. c est un homme sans honneur, sans jugement, &c. sans delay. sans quoy il ne s y seroit point obligé. c est une condition sans quoy il ne fera rien. sans dire. sans rire. passer la nuit sans dormir,… … Dictionnaire de l'Académie française
SANS — Préposition exclusive Être sans argent, sans place, sans ressource. C est un homme sans esprit, sans jugement, sans honneur, etc. Il est sans malice. Sans force ni vertu. Sans force et sans vertu. Une lettre sans date, sans signature. Une audace… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
sans — (san ; l s se lie : san z un sou) prép. 1° Il marque le manque, l exclusion. Cet homme est mort sans enfant, sans héritier, ou sans enfants, sans héritiers. Cet enfant a fait un exercice sans faute ou sans fautes. C est un acteur sans défaut ou … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
argent — ARGENT. s. m. Métal blanc, le plus parfait et le plus précieux après l or. Mine d argent. Minière d argent. Veine d argent. Barre, lingot d argent. Argent de mine. Argent de chimie. Argent de bon aloi. Argent de coupelle. Argent de Paris. Argent… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
argent — Argent, Pecunia, argentum, les Alquemistes appellent l argent lune. Argent trespur et bien affiné, Argentum pustulatum. Argent monnoyé, Argentum, Nummus argenteus. Vif argent, Argentum viuum. Argent duquel on n a rien osté, Argentum incolume.… … Thresor de la langue françoyse
Sans Famille (roman) — Pour les articles homonymes, voir Sans famille. Sans famille Auteur Hect … Wikipédia en Français
Sans famille (roman) — Pour les articles homonymes, voir Sans famille. Sans famille Auteur Hect … Wikipédia en Français