-
81 branden
1 [algemeen] brûler2 [m.b.t. lamp] être allumé3 [m.b.t. lichaamsdelen] piquer♦voorbeelden:brandende hitte • chaleur brûlantemijn hoofd brandt • j'ai la tête brûlanteeen brandend huis • une maison en flammesde kachel brandt lekker • le poêle brûle bienbrandende liefde • amour ardenteen brandende sigaar • un cigare qui se consumeeen brandend vraagstuk • une question brûlantede zon brandt • le soleil tape (dur)brandend heet • brûlanthij is brandend nieuwsgierig • il est d'une curiosité dévorantehet vuur brandend houden • entretenir le feucognac brandt in de keel • le cognac brûle la gorgehet geld brandt in zijn zak • l'argent lui brûle les doigtsde vraag brandde mij op de lippen • la question me brûlait la langueik brand van (de) dorst • je meurs de soifbranden van ongeduld • brûler d'impatienceII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen] brûler2 [koffie, cacao, tabak] torréfier3 [alcohol] distiller4 [vastleggen] graver (dans)5 [door vuur bezeren] se brûler♦voorbeelden:1 een gat in een kleed branden • faire un trou dans un tapis (avec une cigarette, etc.)gebrande pinda's • cacahuètes grilléeswierook branden • brûler de l'encenshet brood is zwart gebrand • le pain est carbonisézich aan de kachel branden • se brûler au poêlezich aan brandnetels branden • se piquer aux orties -
82 dag
dag1〈de〉♦voorbeelden:de dag van de mensenrechten • la Journée des Droits de l'Hommedag en nacht • jour et nuithet nieuws van de dag • les nouvelles du jourdat tafeltje heeft zijn beste dagen gehad • cette petite table a fait son tempsde hele dag • toute la journéede jongste dag • le jour du jugement dernierbij klaarlichte dag • en plein jouropen dag • journée (des) portes ouvertesde oude dag komt met gebreken • les misères viennent avec l'âgehij wordt een dagje ouder • il se fait vieuxeen vrije dag • un jour de congéeen dagje bij vrienden doorbrengen • passer une journée chez des amishij heeft vandaag zijn dag niet • ça n'est pas son jourdie dag hoop ik nog te beleven • j'espère vivre ce jour-làhet wordt dag • le jour se lèvewelke dag hebben wij nu? • quel jour sommes-nous?dag in dag uit • jour après jourhet is kort dag • il nous reste peu de tempshet is lang dag • le jour est longvandaag de dag • à l'heure actuellehet is morgen vroeg dag • il faudra se lever tôt demaindag aan dag • jour après jourmoed aan de dag leggen • faire preuve de couragebij dag • pendant la journéein mijn dagen • de mon tempsin de dagen van het schrikbewind • au temps de la Terreurmet de dag veranderen • changer de jour en jourhet wordt met de dag slechter • cela s'aggrave de jour en jourde dag na • le lendemain detwee dagen na • le surlendemain devan de ene dag op de andere • du jour au lendemainop een (goede) dag • un (beau) jourop de dag dat • le jour oùop de dag af negen maanden na … • neuf mois, jour pour jour, après …ten eeuwigen dage • à (tout) jamaisik weet het nog als de dag van gisteren • je m'en souviens comme si c'était hierde dag voor • le veille detwee dagen voor • l'avant-veille devoor dag en dauw • à l'aubemet een voorstel voor de dag komen • lancer une propositionhij haalde zijn pistool voor de dag • il sortit son revolverzo kan ik niet voor de dag komen • je ne suis pas présentabledat is zo klaar als de dag • c'est clair comme le jourde dag der dagen • le jour J〈 spreekwoord〉 elke dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar • petit à petit l'oiseau fait son nid〈 spreekwoord〉 hoe later op de dag, hoe schoner het volk • ±bienvenue aux combattants de la dernière heure!————————dag21 [begroeting] bonjour!2 [afscheidsgroet] au revoir!♦voorbeelden:dag zeggen • dire bonjour〈 figuurlijk〉 ja dag! • tu peux toujours courir!dáág! • ciao! -
83 dat liegt er niet om
dat liegt er niet om -
84 de
deI 〈 bepaald lidwoord〉1 le 〈m.〉; la 〈v.〉; l' 〈m.+ v.; vóór klinker of stomme h〉; les 〈 meervoud〉; 〈 voorafgegaan door een voorzetsel, dat in 't Frans met ‘à’ of ‘de’ moet worden vertaald〉 au 〈à + le〉; aux 〈à + les〉; du 〈de + le〉; des 〈de + les〉♦voorbeelden:de man, de vrouw, de arbeider • l'homme, la femme, l'ouvrier1 [de beste in zijn soort]le, la, l', les … par excellence2 [de juiste]le, la, l', les … qu'il me (te, lui etc.) faut3 [de belangrijkste]le, la, les plus important(e)(s), grave(s) etc.♦voorbeelden:dat is dé oplossing voor dit probleem • c'est la meilleure solution (pour résoudre ce problème)2 dat is dé man voor dat karwei • c'est l'homme qu'il me (te etc.) faut3 drugsgebruik is dé plaag van onze samenleving • la drogue est le plus grave fléau de notre société -
85 diep
♦voorbeelden:een diep decolleté • un décolleté profondin diepe gedachten verzonken • plongé dans ses penséesdiep medelijden met iemand hebben • compatir sincèrement au chagrin de qn.twee meter diep • profond de deux mètresin diepe rouw • en grand deuileen diepe stem • une voix gravezes voet diep onder de grond liggen • être à six pieds sous terrehet water is hier diep • l'eau est profonde à cet endroitdiep blauw • (un) bleu profonddiep ongelukkig zijn • être profondément malheureuxhet is diep treurig • c'est très tristediep ademhalen • respirer à fondde plank boog diep door • la planche plia très fortdiep buigen • s'incliner profondémentdiep in iets doordringen • pénétrer au coeur de qc.dat vooroordeel is diep geworteld • ce préjugé est profondément enracinézijn ogen lagen diep • ses yeux étaient enfoncés dans leurs orbitesdiep nadenken • réfléchir profondémentiemand diep vernederen • écraser qn. de son méprisdiep zinken, vallen • tomber bien bashet zit niet erg diep bij hem • il est superficieldiep in zijn hart • dans son for intérieurdiep in het bos • tout au fond du boisdiep in Rusland • au fin fond de la Russiediep onder de dekens kruipen • s'enfoncer profondément sous les couverturesdie twisten duurden tot diep in de 19e eeuw • ces querelles se prolongèrent bien avant dans le XIXe siècle〈 figuurlijk〉 iemand in het diepe gooien • mettre qn. dans le bainuit het diepste van zijn hart • du fond du coeurin het diepst van … • au plus profond de …tot in het diepste van zijn ziel geroerd • ému jusqu'au fond de l'âme -
86 echt
echt1〈de〉♦voorbeelden:in de echt treden • se marier————————echt21 [zuiver, onvervalst] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 authentique ⇒ 〈 oprecht〉 sincère 〈 bijwoord〉 réellement ⇒ 〈 oprecht〉 sincèrement♦voorbeelden:een echt gouden horloge • une montre réellement en orhet is een echt schandaal • c'est un véritable scandaledat is echt Hollands • c'est typiquement hollandaisecht (waar) • vraimentdat is echt iets voor hem • c'est bien luiniet echt • pas vraiment -
87 familie
♦voorbeelden:hij is van goede familie • il est de bonne familleerg aan zijn familie hangen • avoir l'esprit de famillefamilie worden van • s'apparenter àhet zit in de familie • c'est de famille〈 ironisch〉 van je familie moet je 't maar hebben! • c'est beau la famille!hij is familie van ons • c'est un parent à nous -
88 fijn
fijn1♦voorbeelden:de fijne keuken • la cuisine fine〈 ironisch〉 fijne manieren zijn dat! • en voilà des manières!fijne vleeswaren • charcuteriede fijne was • le linge délicatfijn zand • sable finfijne zeep • savon de toilettelaten we het fijn houden • passons, n'insistons paseen fijne vakantie • des vacances agréablesons huis is fijn groot • notre maison est grande, c'est agréablewe gaan fijn samen uit • chouette, on sort ensemblejullie hebben fijn gezongen • vous avez bien chantélaat-ie-fijn-zijn • c'est drôlement chouettenou, fijn is anders • c'est pas drôleeen fijn lachje • un sourire finfijne spot • raillerie fine————————fijn21 chouette!♦voorbeelden:1 we gaan op vakantie, fijn! • chouette, on part en vacances! -
89 gaan
4 [begrepen zijn in] entrer (dans)5 [+ over][tot onderwerp hebben] traiter (de)♦voorbeelden:laten we naar de kamer hiernaast gaan • passons à côtégaan liggen • se coucherhet gaat regenen • il va pleuvoirgaan slapen • aller dormirgaan staan • se mettre deboutgaan zitten • s'asseoirertussenuit gaan • changer d'airervantussen gaan • filer〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • rien ne vaut …deze weg gaat door het bos • ce chemin traverse le boisin de oppositie gaan • passer à l'oppositionin de handel gaan • se lancer dans le commercein de politiek gaan • se lancer dans la politiquedeze weg gaat naar de stad • cette route conduit à la villezijn blik over iets laten gaan • laisser courir son regard sur qc.zijn gedachten over iets laten gaan • réfléchir sur qc.hoe laat gaat de trein? • à quelle heure le train part-il?zullen we gaan? • on y va?daar gaat ie dan • c'est parti, mon kikizij gaan uit elkaar • ils vont se séparerdat boek ging voor ƒ 20,- • ce livre partit pour 20 florinser gaan zes glazen uit een fles • une bouteille contient six verreswaar gaat dat boek over? • de quoi parle ce livre?of dat zal gaan weet ik niet • je ne sais pas si ce sera possiblelijdt hij veel pijn? dat gaat • souffre-t-il beaucoup? ça vaeraan gaan • y passerde zaken gaan goed • les affaires marchent biendat gaat zomaar niet • cela ne se passe pas comme çahet werk gaat slecht • le travail avance maldat gaat vanzelf • cela va tout seulin het zwart gekleed gaan • être en noirmet iemand gaan • être le petit ami, la petite amie de qn.daar gaat het om • tout est làzij gaat over de typekamer • elle est la responsable des dactyloshij gaat voor rijk door • il passe pour richezich te buiten gaan aan • s'adonner àom kort te gaan • brefdaar ga je! • à la tienne!→ link=bel belII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn; geschieden] aller3 [+ om][als doel hebben] s'agir♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • comment ça va?het gaat nogal • ça va comme ci comme çahet gaat slecht met de zaken • les affaires vont malzo gaat het nu altijd • c'est toujours la même chosehet gaat • ça va -
90 geval
♦voorbeelden:in het ergste, ongunstigste geval • en mettant les choses au pirein het gunstigste geval • dans le meilleur des caseen hopeloos geval • un cas désespéréin de meeste gevallen • dans la majorité des casin het onderhavige, gegeven geval • en l'occurrencein het uiterste geval • à la limitedat is met hem ook het geval • c'est aussi son casdat is meestal niet het geval • normalement ce n'est pas le casals het geval zich voordoet • le cas échéantin geval van nood • en cas d'urgencein dit geval • dans le cas présentin dat geval • dans ce cas(-là)in een dergelijk geval • en pareil casin elk geval • en tout casin geen geval • en aucun casin allen gevalle • quoi qu'il arriveiets van geval tot geval bekijken • considérer séparément chaque cas2 wat heeft zij voor geval op haar hoofd? • qu'est-ce que c'est que ce truc qu'elle a sur la tête? -
91 half
♦voorbeelden:halve dagen werken • travailler à mi-tempseen half dozijn • une demi-douzaineeen halve fles • une demi-bouteillevoor half geld • à moitié prixter halver hoogte • à mi-hauteureen half jaar • six moishalve kennis • des connaissances imparfaitesde halve stad spreekt ervan • toute la ville en parlede klok slaat hele en halve uren • l'horloge sonne les heures et les demiesom het halve uur • toutes les demi-heureshalf werk • travail bâcléhet werk is half af • le travail est à moitié faitde deur stond half open • la porte était entrouverteeen glas half vol schenken • remplir un verre à moitiéhet staat mij maar half aan • ça ne me satisfait qu'à moitiéhalf lachend, half huilend • entre le rire et les larmesdat middel helpt niet half zo goed • ce remède est loin d'être aussi efficacehalf zo groot als • deux fois plus petit quehet is half elf • il est dix heures et demietien voor half vijf • quatre heures vingttien over half zeven • sept heures moins vingttwee halven maken een heel • deux demis font un entier〈 spreekwoord〉 beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald • il n'y a que les imbéciles qui ne changent jamais d'avis, moitié 〈+ zelfstandig naamwoord〉→ link=mens mens -
92 heel
♦voorbeelden:heel Engeland • toute l'Angleterredie ham is nog heel • ce jambon est encore intacteen hele liter • un litre entierhele peper • du poivre en grainshele zinnen overslaan • sauter des phrases entières〈 figuurlijk〉 niets heel laten aan (iemand) • déchiqueter (qn.)dat is heel wat anders • c'est tout autre chosede hele dag • toute la journéeeen hele geschiedenis • toute une histoireheel zijn leven • toute sa viede hele stad • toute la villeheel wat • 〈+ zelfstandig naamwoord〉 bien du, de la, des 〈+ zelfstandig naamwoord〉dat is al heel wat • c'est déjà beaucoupheel erg moe • extrêmement fatiguéheel vaak • bien des foisheel in de verte • très loin -
93 heilig
♦voorbeelden:de heilige band van het huwelijk • les liens sacrés du mariagede heilige bossen van de Germanen • les forêts sacrées des Germainseen heilig man • un saintde heilige Mis • la sainte messeeen heilige plaats • un lieu saintde nagedachtenis van haar moeder bewaarde zij heilig • elle conserva pieusement la mémoire de sa mèrehet gaat in de disco's lang niet heilig toe • les discothèques n'abritent pas que des enfants de choeurhem is niets heilig • rien n'est sacré pour luihet weer is slecht vandaag, maar het is nog heilig vergeleken bij gisteren • il fait mauvais aujourd'hui, mais par rapport à hier on ne peut pas se plaindreiemand heilig verklaren • canoniser qn.hij zwoer bij alles wat hem heilig was • il jura ses grands dieuxde zondag moet heilig worden gehouden • le dimanche doit rester le jour du Seigneurhij is een boef, maar nog heilig bij zijn broer vergeleken • c'est un vaurien, mais à côté de son frère c'est un sainthij was in de heilige overtuiging dat zij nog leefde • il était intimement convaincu qu'elle vivait encoreheilige voornemens • de fermes résolutionsik verzeker je heilig dat het waar is • je te jure que c'est vraiik heb het me heilig voorgenomen • j'en ai pris la ferme résolutionje kunt er heilig van op aan • tu peux y compter absolument -
94 hemel
2 [zichtbaar deel van de hemel; ook beeldende kunst] ciel, ciels 〈 meervoud〉♦voorbeelden:hemel en aarde bewegen • remuer ciel et terrehet scheen of hemel en aarde zouden vergaan • on aurait dit que c'était la fin du mondeeen verschil van hemel en aarde • une différence du tout au toutin 's hemels naam • au nom du cielom 's hemels wil • pour l'amour du cielonder de blote hemel (slapen) • (coucher) à la belle étoilelieve, goeie hemel! • juste ciel!de hemel beware me • le ciel m'en préserveje mag de hemel wel danken • tu peux remercier le cielde hemel weet waar hij is • Dieu sait où il estde hemel zij dank! • béni soit le ciel!de sterren aan de hemel • les étoiles dans le cielde zon staat al hoog aan de hemel • le soleil est déjà haut au firmamentiemand, iets de hemel in prijzen • élever qn., qc. jusqu'au cielOnze Vader die in de hemelen zijt • Notre Père qui êtes aux cieuxhet oog ten hemel heffen • lever les yeux au cielde hemel is mijn getuige • le ciel m'est témoin2 donkere wolken vertoonden zich aan de politieke hemel • des nuages noirs s'amoncelaient à l'horizon politiqueeen heldere plek aan de hemel • une éclairciein de hemel komen • aller au cielhij heeft een hemel op aarde • il a son paradis sur terre -
95 horen
1 [algemeen] entendre2 [luisteren naar; in aanmerking nemen] écouter♦voorbeelden:muziek horen • entendre de la musiquede Raad van State horen • consulter le Conseil d'Etathet is wel te horen dat je verkouden bent • on entend bien que tu es enrhumélaat eens iets van je horen • donne-nous de temps en temps de tes nouvelleszo mag ik het horen! • voilà qui est parler!ik heb het alleen van horen zeggen • je ne le sais que par ouï-direik hoor nog wel eens wat • parfois j'apprends encore qc.u hoort nog van ons • nous vous écrirons, nous reprendrons contact avec vousdaar heb ik nooit van gehoord • je n'ai jamais entendu parler de cela〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • vous l'avez voulu, George Dandin2 moet je horen! • écoute!zichzelf graag horen praten • s'écouter parlerhoor hem! • écoute-moi ça!1 [geluiden kunnen waarnemen] entendre2 [zijn plaats hebben; toebehoren] appartenir (à)3 [gepast zijn] convenir♦voorbeelden:dit huis hoort aan mijn vader • cette maison appartient à mon pèredit deksel hoort bij die pot • ce couvercle va avec ce potergens bij horen • appartenir à qc.hij hoort tot de genodigden • il fait partie des invitésvoor wat hoort wat • donnant donnantje hoort niet te fluisteren in gezelschap • ce n'est pas bien de chuchoter en publicdat hoort zo • c'est ce qui se fait -
96 ik
ik♦voorbeelden:1 arme ik! • pauvre de moi!ik ben er ook nog! • et moi, alors! on m'oublie!ik ben het • c'est moihier ben ik • me voilàik ga al • c'est bon, j'y vaisík heb het gedaan • c'est moi qui l'ai faitm'n tweede ik • mon autre moi-mêmewie is daar? ik • qui est là? moi -
97 kantje
♦voorbeelden:de scherpe kantjes eraf halen • 〈m.b.t. tegenstelling〉 arrondir les angles; 〈m.b.t. bewoordingen〉 édulcorerer de kantjes aflopen • ne pas se foulerhij loopt de kantjes eraf • c'est un fumistedat was op het kantje af • il s'en est fallu de peu -
98 kat
♦voorbeelden:een cyperse kat • un chat tigréde Gelaarsde Kat • le Chat bottéer uitzien als een verzopen kat • être trempé comme une soupede kat uit de boom kijken • se tenir sur la réservede kat in het donker knijpen • agir en dessousmaak dat de kat wijs! • à d'autres!dat weet de (onze) kat ook • ce n'est pas bien sorcierde kat zit in de gordijnen • ça va chaufferzo vals als een kat • méchant comme un âne rougezich als een kat in een vreemd pakhuis voelen • se sentir tout à fait dépaysézo nat als een kat • trempé comme un canard, comme une soupede kat de bel aanbinden • attacher le greloteen kat in de zak kopen • acheter chat en pochekat in het bakkie • c'est du gâteau〈 spreekwoord〉 als de kat van huis is, dansen de muizen in het voorhuis (op tafel) • quand le chat n'est pas là, les souris dansent〈 spreekwoord〉 men moet de kat niet bij het spek zetten, op het spek binden • il ne faut pas enfermer le loup dans la bergerie4 iemand een kat geven • lancer des piques à qn. -
99 kind
♦voorbeelden:een kind van zijn tijd zijn • être de son tempseen buitenechtelijk kind • un enfant illégitimeeen echt kind • un enfant légitimenog een groot kind zijn • être un grand enfantdat kan een klein kind • c'est un jeu d'enfanteen ondergeschoven kind • un enfant substituédat kan een kind begrijpen • c'est simple comme bonjourzij is nog zo'n kind • elle est encore si enfanteen kind krijgen • avoir un enfant〈 schertsend〉 ik mag een kind krijgen als het niet waar is • je veux bien être pendu si ce n'est pas la véritéhet kind bij zijn naam noemen • appeler un chat un chateen kind verwachten • attendre un enfanthet kind met het badwater weggooien • jeter le bébé avec l'eau du bainergens (als) kind aan huis zijn • être qp. comme chez soivan kind af aan • dès l'enfancegeen kind aan iemand hebben • ne pas être gêné par qn.als kind • lorsque j'étais enfantzo onschuldig als een (pasgeboren) kind • innocent comme l'enfant qui vient de naître〈 spreekwoord〉 kinderen en dronken mensen zeggen de waarheid • la vérité sort de la bouche des enfantsach kind, schei toch uit! • voyons mon petit, je t'en prie! -
100 koek
♦voorbeelden:1 een gevulde koekdat is andere koek! • c'est une autre paire de manches!dat is voor haar gesneden koek • c'est du gâteau pour elledat is ouwe koek • c'est du déjà vuiets voor zoete koek slikken • 〈 zonder morren accepteren〉 avaler qc.; 〈 voetstoots geloven〉 prendre qc. pour argent comptantde koek is op • c'est finidat gaat erin als (gesneden) koek • 〈 dat is lekker〉 cela passe comme une lettre à la poste; 〈 dat vindt aftrek〉 ça se vend comme des petits pains 〈 un gâteau fourré à la pâte d'amande〉
См. также в других словарях:
EST — or Est or est may stand for:EST or Est or est*EST, a student run volunteer EMS team at Washington University in St. Louis. * est in French, meaning east , as in referring to France and to the Alsace, Franche Comté and Lorraine régions * est a… … Wikipedia
EST — bezeichnet: Est en Opijnen, eine ehemalige niederländische Gemeinde, die 1978 nach Neerijnen eingegliedert wurde Est (Burkina Faso), eine Region in Burkina Faso, Westafrika Est (Kamerun), eine Provinz in Kamerun, Afrika Est (Frankreich), eine… … Deutsch Wikipedia
ESt — bezeichnet: Est en Opijnen, eine ehemalige niederländische Gemeinde, die 1978 nach Neerijnen eingegliedert wurde Est (Burkina Faso), eine Region in Burkina Faso, Westafrika Est (Kamerun), eine Provinz in Kamerun, Afrika Est (Frankreich), eine… … Deutsch Wikipedia
Est — bezeichnet: Est en Opijnen, eine ehemalige niederländische Gemeinde, die 1978 nach Neerijnen eingegliedert wurde In der französischen Sprache die Himmelsrichtung Osten, davon abgeleitet östliche Regionen mehrerer Staaten: Est (Burkina Faso), eine … Deutsch Wikipedia
EST — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. {{{image}}} Sigles d une seule lettre Sigles de deux lettres > Sigles de trois lettres … Wikipédia en Français
-est — ( [e^]st). [AS. ost, est; akin to G. est, ist, Icel. astr, str, Goth. ists, [=o]sts, Skr. ish[.t]ha.] A suffix used to form the superlative of adjectives and adverbs; as, smoothest; earl(y)iest. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Est — Est, n. & adv. East. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Est — Pour les articles homonymes, voir Est (homonymie). Est L est est un point cardinal, opposé à l ouest. Il correspond au point moyen de la direction du lever du … Wikipédia en Français
EST — n. m. Celui des quatre points cardinaux qui est au soleil levant. Il se dit aussi de la Partie du monde ou d’un pays qui est du côté de l’est. Les pays qui sont à l’est. Cette province a tant de lieues de l’est à l’ouest. Le vent vient de l’est.… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
EST — s. m. La partie du monde qui est à notre soleil levant. Les pays qui sont à l est. Cette province a tant de lieues de l est à l ouest. Le vent souffle, vient de l est. Il s éleva un vent d est. Il signifie aussi, Le vent qui vient de l est. Il… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
-est — I. adjective suffix or adverb suffix Etymology: Middle English, from Old English st, est, ost; akin to Old High German isto (adjective superlative suffix), Greek istos used to form the superlative degree of adjectives and adverbs of one syllable… … New Collegiate Dictionary