-
1 Land
〈o.; Landes, Länder〉4 land, (aard)bodem ⇒ veld, grond6 〈meervoud Lande; verouderd; formeel〉(land)streek, gewest♦voorbeelden:das Gelobte Land • het Beloofde Landsich außer Landes befinden • in het buitenland vertoeven, zijnwieder im Lande sein • weer terug zijndort zu Lande • (daar) in dat landhier zu Lande • hier te lande, hier bij ons〈 spreekwoord〉 bleibe im Lande und nähre dich redlich • oost west, thuis bestdas ist Sache der Länder • dat ligt bij de deelstaten〈 figuurlijk〉 wen hast du dir an Land gezogen? • wie heb jij ingepalmd, op sleeptouw genomen?〈 figuurlijk〉 etwas an Land ziehen • iets inpikken, inpalmenzu Lande • te landdas freie Land • het open land(schap)das weite Land • het uitgestrekte land(schap)5 aufs Land ziehen • naar het platteland verhuizen, buiten gaan wonenüber Land fahren • door, over de dorpen rijden -
2 клочок земли
ngener. een lap grond -
3 ein Stück Land
-
4 patch
n. lapje; vlek; verband; deel van de grond; (in computers) correctie van programmatuur dat slechts een klein deel toevoegt aan of wijzigt in het programma--------v. (een) lap naaien op/in; (op)lappen, verstellen, samenflansenpatch1[ pætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 vlek♦voorbeelden:6 patches of fog • mistbanken, flarden mistin patches • op sommige plaatsen/momenten→ purple purple/————————patch2〈 werkwoord〉1 (een) lap(pen) naaien op/in2 (op)lappen ⇒ verstellen; samenflansen→ patch up patch up/ -
5 land
n. land; aarde; volk; landschap; koninkrijk--------v. landen; neerkomen; belanden; doen belanden (in plaats of situatie); aan land zetten; aan land gaan; van boord gaan; anker uitgooienland1[ lænd] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 land(streek) ⇒ staat, gebied4 (bouw)land ⇒ aarde, grond5 grondgebied ⇒ lap grond, weiland♦voorbeelden:make land • land in zicht krijgenthe promised land • het beloofde land————————land21 landen ⇒ aan land/wal gaan3 (be)landen ⇒ neerkomen, terechtkomen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aan land/wal brengen/zetten♦voorbeelden: -
6 plot
n. intrige, plot; inhoud van een verhaal; ; plattegrond; stuk grond, terrein, perceel--------v. beschuldigen; plotten; (tabel) invullen, schetsenplot1[ plot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stuk(je)/lap(je) grond ⇒ perceel————————plot2〈 plotted〉1 samenzweren ⇒ intrigeren, plannen/een complot smedenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 length
n. lengte; duur; eind; stuk ( van stof e.d.)[ leng(k)θ]3 (lichaams)lengte ⇒ grootte, gestalte♦voorbeelden:length of iron • staaf ijzer2 length of a book • omvang/dikte van een boek♦voorbeelden:1 the length of a rectangle • de lengte/lange zijde van een rechthoekthree centimetres in length • drie centimeter langgo to considerable/great lengths • erg z'n best doen, zich veel moeite getroostengo (to) all lengths/any length(s) • er alles voor over hebbenat some length • uitvoerig→ great great/1 〈 the〉gehele/volle lengte♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский