-
41 moist cloth
vochtige doek -
42 sieve cloth
zeefdoek -
43 stiffening cloth
plaklap -
44 straining cloth
zeefdoek -
45 безрукавка
-
46 в горошек
-
47 вельветовый
-
48 водолазка
ncloth. col -
49 галстук-бабочка
ncloth. vlinderdas -
50 джинсовая юбка
adjcloth. spijkerrok -
51 жилет
n1) gener. bodywarmer (рабочая спецодежда, утепленный), mouwvest (с рукавами), vest2) fr. gilet (безрукавка)3) cloth. spencer -
52 мягкая шляпа
-
53 набедренная повязка
adjcloth. lendendoekRussisch-Nederlands Universal Dictionary > набедренная повязка
-
54 подвязки
ncloth. (для чулок) jarretels -
55 ползунки
ncloth. kruippakje -
56 примерять
-
57 bias
n. vroegere kennis; draai--------v. verdraaien van kennisbias1[ bajjəs] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanleg4 〈 bowls〉 eenzijdige verzwaring 〈 van bal〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 afwijking 〈in vorm en/of loop van de bal〉, effect♦voorbeelden:1 a bias towards the left • een voorkeur voor/neiging naar swithout bias • onbevooroordeeld————————bias2〈werkwoord; bias(s)ed〉♦voorbeelden: -
58 burn
n. brandwond; brand--------v. branden; aanbranden; verbrandenburn1[ bə:n]2 brandperiode/tijd 〈 van raketmotor〉♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 branderigheid ⇒ het branden/bijten♦voorbeelden:————————burn2♦voorbeelden:1 you don't seem to be burning to accept my offer • zo te zien sta je niet te springen om op mijn aanbod in te gaanburn away • doorbranden, verder brandenburn low • uitgaan/dovenburning for an ideal • in vuur en vlam voor een ideaalburning with ambition • verteerd door ambitieburn with anger • zieden/koken van woede→ burn down burn down/1 branden ⇒ af/ver/ontbranden, in brand staan/steken♦voorbeelden:the soup burnt my mouth • ik heb mijn mond aan de soep gebrandher skin burns easily • ze verbrandt snel (in de zon)burn off • weg/afbranden, schoon/leegbrandenbe burnt to ashes • in de as worden gelegdburn to death • door verbranding om het leven brengen1 branden/lopen/werken op ⇒ gebruiken als brandstof♦voorbeelden: -
59 cut up
n. knippen volgens patroon--------v. gesneden, gekaptcut up1 zich (in stukken) laten snijden/knippen/hakken♦voorbeelden:1 this wood cuts up easily • dit hout is gemakkelijk te (ver)zagen/bewerkenthis piece of cloth will cut up into two shirts • uit deze lap gaan twee overhemdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (in stukken) snijden/knippen/hakken♦voorbeelden:cut up into small pieces • in kleine stukjes snijden/hakken/knippen5 be cut up about something • zich iets vreselijk aantrekken, ergens ondersteboven/kapot van zijn -
60 fashion
n. mode; gewoonte, gebruik; vorm, manier van, manier waarop; soort--------v. vormen, maken; aanpassenfashion1[ fæsjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gebruik ⇒ mode, gewoonte2 manier ⇒ stijl, trant♦voorbeelden:1 it's the fashion to do that • het is de gewoonte/gebruikelijk (om) dat te doenset a fashion • de toon aangevenbe in fashion • in de mode/in zwang zijncome into fashion • in de mode rakengo out of fashion • uit de mode rakenbe all the fashion • erg in zijndid he change the nappies? yes, after a fashion • heeft hij de baby verschoond? ja, op zijn manier 〈 dat wil zeggen niet perfect〉————————fashion2〈 werkwoord〉1 vormen ⇒ modelleren, maken♦voorbeelden:fashion a sheet into a dress • van een laken een jurk fabrieken
См. также в других словарях:
Cloth — (kl[o^]th; 115), n.; pl. {Cloths} (kl[o^][th]z; 115), except in the sense of garments, when it is {Clothes} (kl[=o]thz or kl[=o]z). [OE. clath cloth, AS. cl[=a][thorn] cloth, garment; akin to D. kleed, Icel. kl[ae][eth]i, Dan. kl[ae]de, cloth, Sw … The Collaborative International Dictionary of English
cloth — [klɔθ US klo:θ] n [: Old English; Origin: clath cloth, piece of clothing ] 1.) [U] material used for making things such as clothes cotton/woollen/silk etc cloth ▪ a dress of the finest silk cloth 2.) a piece of cloth used for a particular purpose … Dictionary of contemporary English
cloth — cloth; cloth·ier; cloth·ier s brush; cloth·i·fy; cloth·ing; mort·cloth; cere·cloth; … English syllables
cloth — [ klaθ ] noun ** 1. ) count or uncount material used for making clothes, curtains, etc. that is made by weaving fibers together: linen/cotton cloth 2. ) count a piece of cloth used for a particular purpose such as cleaning or covering a table the … Usage of the words and phrases in modern English
cloth — [klôth, kläth] n. pl. cloths [klôthz, kläthz; ] also [ klôths, kläths ] for [ “] kinds of cloth [ ] [ME < OE clath, cloth, hence garment, akin to clithan, to stick, clitha, poultice < IE * gleit (> Ger kleid, dress) < base * glei , to … English World dictionary
Cloth — 〈[klɔ̣ð] m.; ; unz.; Textilw.〉 dichtes Atlasgewebe [<engl. cloth „Tuch“] * * * Cloth [klɔθ], der od. das; [engl. cloth = Tuch, Stoff, verw. mit ↑Kleid]: glänzender [Futter]stoff aus Baumwolle od. Halbwolle … Universal-Lexikon
cloth — (n.) O.E. clað a cloth, woven or felted material to wrap around one, hence, garment, from P.Gmc. *kalithaz (Cf. O.Fris. klath, M.Du. cleet, Du. kleed, M.H.G. kleit, Ger. Kleid garment ), of obscure origin. The cloth the clerical profession is… … Etymology dictionary
cloth — ► NOUN (pl. cloths) 1) woven, knitted, or felted fabric made from a soft fibre such as wool or cotton. 2) a piece of cloth for a particular purpose. 3) (the cloth) the clergy; the clerical profession. ORIGIN Old English … English terms dictionary
Cloth — (engl.), halbwollener Futterstoff mit 45 Ketten u. 70 Schußfäden auf 1 cm, Kette Baumwollengarn Nr. 30 engl., Schuß Kammgarn Nr. 74 einfach, Bindung fünfschäftiger Atlas (s. Abbild.) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Cloth — 〈 [klɔ̣θ] m.; Gen.: ; Pl.: unz.; Textilw.〉 dichtes Atlasgewebe [Etym.: <engl. cloth «Tuch«] … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
Cloth — [klɔθ] der od. das; <aus engl. cloth »Tuch«> glänzender [Futter]stoff aus Baumwolle od. Halbwolle in Atlasbindung (einer besonderen Webart) … Das große Fremdwörterbuch