-
81 distressed
-
82 dread
n. angst, vrees--------v. angstig zijn, vrezendread1[ dred] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (doods)angst ⇒ vrees, schrik♦voorbeelden:————————dread2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 gevreesd ⇒ angstaanjagend, ontzagwekkend♦voorbeelden:————————dread3〈 werkwoord〉1 vrezen ⇒ erg opzien tegen, doodsbang zijn (voor)♦voorbeelden:1 I dread to think (of) what will happen to him • ik moet er niet aan denken wat hem allemaal zal overkomen -
83 earth
n. aarde, grond; de aarde, aardbol; Israel (het land); aarding (elekt.), stof--------v. aarding; bedekken met aardeearth1[ ə:θ] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aarde ⇒ aardbodem, grond3 natuur♦voorbeelden:¶ come back/down to earth (with a bang/bump) • weer met beide benen op de grond komen te staan, uit een dagdroom ontwakenit cost the earth • het kostte een vermogenpromise the earth • gouden bergen belovendown to earth • met beide benen op de grond, nuchter, eerlijkwhy on earth • waarom in vredesnaam————————earth2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
84 extent
n. omvang, grootte; maat, hoeveelheid[ ikstent]1 omvang ⇒ grootte, uitgestrektheid2 mate ⇒ graad, hoogte♦voorbeelden:the enormous extent of this territory • de enorme uitgestrektheid van dit grondgebied2 100 miles in extent • 100 mijl groot/langto a certain extent • tot op zekere hoogteto a great/large extent • in belangrijke mate, grotendeelsto the extent of 100 dollars • ten bedrage van 100 dollarto such an extent that I got frightened • zo/zozeer dat ik bang werdto what extent • in hoeverre -
85 frightful
adj. eng, laten schrikken, bang maken; verschrikkelijk, vreselijk, schokkend, gruwelijk[ frajtfl] 〈 frightfulness〉1 angstaanjagend ⇒ vreselijk, afschuwelijk♦voorbeelden:1 he's a frightful drinker • hij drinkt afschuwelijk/angstwekkend veela frightful experience • een vreselijke ervaringI am frightfully late • ik ben vreselijk laat -
86 funky
-
87 get (a) fright
-
88 get/have cold feet
get/have cold feetbang worden/zijn -
89 go in fear of
go in fear of -
90 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe -
91 have a dread of fire
have a dread of fire -
92 head
adj. belangrijkste, hoofdzaak--------n. hoofd; (in computers) kop, het onderdeel dat leest van, en schrijft naar de harde schijf of diskettes--------v. leiden, aan het hoofd staan; afstotenhead1[ hed] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.15 head〉1 hoofd ⇒ kop, hoofdlengte9 (opname/wis)kop 〈van band/videorecorder〉♦voorbeelden:have something hanging over one's head • iets boven het hoofd hebben hangen 〈 voornamelijk figuurlijk〉head first/foremost • voorovertaller by a head • een kop groterget/take something into one's head • zich iets in het hoofd zettenthe success has gone to/turned his head • het succes is hem naar het hoofd gestegenput one's heads together • de koppen bij elkaar stekenput something into someone's head • iemand iets suggererenthat is above/over my head • dat gaat boven mijn peta head for mathematics • een wiskundeknobbeloff/out of one's head • gek, niet goed bij zijn verstand3 heads or tails? • kruis of munt?4 £1 a head • £1 per persooncome to a head • een kritiek punt bereikenbang one's head against a brick wall • met het hoofd tegen de muur lopenhead over ears/heels • tot over zijn orenfrom head to foot • van top tot teenbury one's head in the sand • de kop in het zand stekenI could not make head or tail of it • ik kon er geen touw aan vastknopenkeep one's head above water • het hoofd boven water houdenbeat/knock someone's head off • iemand totaal verslaanbite/snap someone's head off • iemand afsnauweneat one's head off • eten als een wolf〈 slang〉 give someone head • iemand beffen/pijpenhold one's head high • z'n hoofd niet laten hangenkeep one's head • zijn kalmte bewarenkeep one's head down • zich gedekt houdenlaugh one's head off • zich een ongeluk lachenscream/shout one's head off • vreselijk tekeergaanhave one's head screwed on straight/right • verstandig zijn, niet gek zijnshe could do it standing on her head • het was voor haar een fluitje van een centbe promoted over one's head • gepasseerd worden————————head21 gaan ⇒ gericht zijn, koers zetten♦voorbeelden:the plane headed north • het vliegtuig zette koers naar het noorden→ head for head for/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the procession was headed by the mounted police • de stoet werd voorafgegaan door de bereden politie→ head off head off/ -
93 impend
-
94 in a sweat
in a sweatbenauwd, bang -
95 insecure
adj. zonder zelfvertrouwen, heeft weinig zelfvertrouwen; onzeker; gevaarlijk; wankel; onstabiel[ insikjoeə]1 onveilig ⇒ instabiel, wankel -
96 its strength frightens me
-
97 its
pron. van het1 zijn/haar ⇒ ervan♦voorbeelden:the government has lost its majority • de regering is haar meerderheid kwijtits strength frightens me • de kracht ervan maakt mij bang -
98 kinda
1 wel ⇒ best, nogal♦voorbeelden:1 he's kinda cute • hij is wel leuk/is best een schatjeI was kinda scared • ik was een beetje bang -
99 misgiving
n. vermoeden, bezorgdheid, twijfelmisgiving♦voorbeelden:1 they had serious misgivings about recommending him • ze twijfelden er ernstig aan of ze hem konden aanbevelen -
100 nervous of
nervous ofbang voor/om te
См. также в других словарях:
bang — bang … Dictionnaire des rimes
Bang — is commonly used as an onomatopoeia for a sound, mostly that of an explosion.Bang or bangs may refer to: *Fringe (hair), hair that is combed forward and cut short on the forehead, known as bangs in North America *!BANG!, a professional wrestling… … Wikipedia
bang — [ bɑ̃g ] interj. et n. m. inv. • 1953; empr. à l angl. 1 ♦ Onomatopée exprimant le bruit d une explosion violente. 2 ♦ N. m. inv. Déflagration accompagnant le franchissement du mur du son. Les bang des avions supersoniques. Astron. Le grand bang … Encyclopédie Universelle
Bang Pa-In — บางปะอิน Provinz: Ayutthaya Fläche: 229,1 km² Einwohner: 73.630 (2000) Bev.dichte: 321 E./km² PLZ: 13160 … Deutsch Wikipedia
Bang — steht für: Brucellose, eine Infektionskrankheit eine in Kamerun übliche Bezeichnung für Lophira alata (auch: Bongossi) Bang!, ein 2002 erschienenes Kartenspiel von Emiliano Sciarra Bang ist der Familienname folgender Personen: Andreas Bang Haas… … Deutsch Wikipedia
Bang Bo — บางบ่อ Provinz: Samut Prakan Fläche: 245,0 km² Einwohner: 85.208 (2000) Bev.dichte: 348 E./km² PLZ: 10560 … Deutsch Wikipedia
Bang Na — บางนา Daten Provinz: Bangkok Fläche: 18,789 km² Einwohner: 101.590 (2005) Bev.dichte: 5406,8 E./km² PLZ: 10260 … Deutsch Wikipedia
bang — bang·al·ay; bang; bang·i·a·ce·ae; bang·i·a·les; bang·ing; bang·i·oi·de·ae; bang·kal; bang·os; bang·ster; ge·bang; jing·bang; lum·bang; pa·lem·bang; pro·bang; she·bang; bang·er; gang·bang·er; head·bang·er; in·ter·ro·bang; bang·kok; bang·i·a·ceous; … English syllables
bang — ► NOUN 1) a sudden loud sharp noise. 2) a sudden painful blow. 3) (bangs) chiefly N. Amer. a fringe of hair cut straight across the forehead. ► VERB 1) strike or put down forcefully and noisily. 2) make or cause to make a bang … English terms dictionary
Bang Pa In — … Deutsch Wikipedia
!Bang! — Founded 2001 Style American professional wrestling Headquarters Ocala, Florida Founder(s) Dory Funk, Jr. Owner(s) … Wikipedia