-
1 avoir été fait au même moule
avoir été fait au même mouleDictionnaire français-néerlandais > avoir été fait au même moule
-
2 avoir été voir qn.
avoir été voir qn. -
3 avoir été à rude école
avoir été à rude école -
4 ces pages se ressentent d' avoir été écrites à la hâte
ces pages se ressentent d' avoir été écrites à la hâteDictionnaire français-néerlandais > ces pages se ressentent d' avoir été écrites à la hâte
-
5 avoir
avoir1 [aavwaar]〈m.〉1 bezit ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:avoir fiscal • belastingfaciliteitense faire faire un avoir • een tegoedbon laten uitschrijvenavoir à la caisse d'épargne • spaartegoedportez cette somme à mon avoir • crediteert u mij voor dit bedrag————————avoir2 [aavwaar]2 〈 vooral met toekomende tijd, passé composé, passé défini〉 krijgen ⇒ in het bezit komen van, hebben ⇒ 〈 examen, trein〉 halen3 te pakken nemen ⇒ beetnemen, te grazen nemen6 schelen ⇒ mankeren, hebben♦voorbeelden:avoir qn. à déjeuner • iemand te lunchen hebbenen avoir assez de qn. • genoeg van iemand hebbenen avoir à, après, contre qn. • iets tegen iemand hebben, op iemand gebeten zijnnous en avons pour deux heures • we hebben er twee uur voor nodigen avoir pour son argent • waar voor zijn geld krijgenavoir pour ami • als vriend hebbenavoir qc. sur soi • iets bij zich hebbenavoir un prix • een prijs krijgenfaire avoir qc. à qn. • iemand aan iets helpen6 qu'est-ce qu'elle a, cette télé? • wat mankeert er aan die televisie?1 er is, zijn ⇒ er staat, staan, er ligt, liggen♦voorbeelden:il y a cinq kilomètres d'ici au village • het dorp is vijf kilometer hiervandaanil y en a qui • er zijn mensen diecombien y a-t-il d'ici à Paris? • hoever is het (van hier) naar Parijs?il n'y a pas de quoi • niets te dankenil n'y a pas que lui • hij is niet de enigequ'est-ce qu'il y a de nouveau? • wat voor nieuws is er?→ unIII 〈 hulpwerkwoord〉1 hebben, zijn2 moeten ⇒ behoeven, willen♦voorbeelden:il n'a pas à se plaindre • hij heeft niet te klagentu n'auras pas à le regretter • je zult er geen spijt van krijgenje n'ai rien à faire • ik heb niets te doenj'ai (fort) à faire • ik heb het (erg) druk1. m1) bezit, vermogen2) creditpost2. v1) hebben, bezitten2) krijgen3) halen [examen, trein]5) dragen [kleren]6) zijn [leeftijd]7) meten8) schelen, mankeren9) lijken (op)10) [hulpww.] hebben, zijn11) [hulpww.] moeten3. il y av1) er is/zijn2) geleden zijn -
6 être
être1 [etr]〈m.〉♦voorbeelden:————————être2 [etr]1 zijn ⇒ afkomstig zijn (uit), deelnemen (aan), behoren (tot, aan), bezig zijn (met)2 zijn ⇒ zich bevinden, staan, zitten, liggen3 zijn ⇒ werkelijkheid zijn, bestaan, leven♦voorbeelden:1 est-ce que tu viens? • kom je?n'est-ce pas? • nietwaar?ne serait-ce qu'un moment • al is het maar een ogenblikc'est moi qui l'ai fait • ík heb dat gedaanc'est trois heures qui sonnent • het slaat drie uurc'est bien (de) lui • dat is net iets voor hem〈 informeel〉 c'est ça! • ziezo, dat is dat!voilà ce que c'est que de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo gaat het als, dat komt ervan alsen serez-vous? • komt u ook?ça y est • het is in orde, het is voor elkaarêtre bien, mal • zich goed, slecht voelenje suis à vous • (ik ben) tot uw dienstil est toujours à se plaindre • hij klaagt eeuwig en altijdtout est à refaire • alles moet overil n'est pas à ce qu'il fait • hij is er niet bij met zijn hoofdêtre après qn. • het op iemand begrepen hebbenle prix est de 200 francs • de prijs bedraagt 200 frankpour ce qui est de • wat betreftc'est que • dat is omdatsi ce n'était, n'était • zondersi j'étais de vous • als ik u wasavoir été voir qn. • iemand opgezocht hebbenoù en êtes-vous? • hoe ver bent u, hoe staat het met u?il n'en a rien été • er is niets van terechtgekomenvoilà ce qu'il en est • zo staat het ermeeil n'en est rien • daar is niets van waarne plus savoir où l'on en est • zich geen raad meer weteny être • thuis zijn; begrijpenje n'y suis pour personne • ik ben voor niemand te sprekenj'y suis • ik snap hetje n'y suis pour rien • ik heb daar niets mee te makencela peut être • dat is mogelijktoujours est-il que • toch, niettemin, in elk gevalun coquin s'il en est • een echte schurkainsi soit-il • het zij zoce temps heureux n'est plus • die gelukkige tijd is voorbijsoit! • het zij zo!II 〈 hulpwerkwoord〉1 zijn2 hebben3 worden♦voorbeelden:1. m1) wezen, schepsel2. v1) zijn2) hebben3) worden -
7 école
école [eekol]〈v.〉1 school 〈 ook schoolgebouw, de gezamenlijke scholieren al dan niet met inbegrip van de leerkrachten〉 ⇒ onderwijs, leerschool♦voorbeelden:Ecole des Arts et Métiers •〈 tertiaire opleiding voor ingenieurs〉jeunesse des écoles • schooljeugdécole de secrétariat • secretaressenopleidingêtre à bonne école • in goede handen zijnfaire l'école buissonnière • spijbelengrandes écoles •〈 instellingen op universitair niveau en opleidend voor een beroep〉école libre • katholieke schoolécole maternelle • kleuterschoolécole nationale professionnelle • lagere technische schoolécole nationale d'administration •〈 hogeschool voor topambtenaren〉école normale supérieure •〈 hoogste universitaire lerarenopleiding in Frankrijk〉école normale primaire • pedagogische academieécole primaire, primaire élémentaire • basisschoolavoir été à rude école • een harde leerschool achter de rug hebbenécole secondaire • middelbare schoolécole supérieure • hogeschoolenfant en âge d'aller à l'école • kind dat leerplichtig, schoolrijp isfaire l'école • voor de klas staanfréquenter une école • ergens op school zittenrenvoyer qn. à l'école, conseiller à qn. de retourner à l'école • iemand zijn schoolgeld terug laten halen 〈 figuurlijk〉sentir l'école • iets schoolmeesterachtigs hebbentenir école • les geven, school houdenécole du soldat • rekrutenopleidingà l'école de • onder leiding van→ rentrée3 haute école • hogeschool, hogere dressuurf -
8 moule
moule [moel]I 〈m.〉1 vorm ⇒ giet-, bakvorm, mal, matrijs♦voorbeelden:prendre un moule sur qc. • van iets een mal makenmettre dans un moule étroit • in een keurslijf persenII 〈v.〉1 mossel1. m1) (giet-, bak)vorm2) model, type2. f -
9 ressentir
ressentir [rəsãtier]1 (ge)voelen ⇒ ervaren, koesteren♦voorbeelden:ressentir un malaise • zich niet lekker, zich onwel voelen♦voorbeelden:2 ces pages se ressentent d' avoir été écrites à la hâte • het is te zien dat deze bladzijden inderhaast geschreven zijn -
10 convenir
convenir [kõvnier]4 〈+ de〉't eens zijn, worden (over) ⇒ overeenkomen, afspreken, besluiten♦voorbeelden:3 j'ai eu tort, j'en conviens • ik heb ongelijk gehad, ik geef 't toe1. v(à)1) passen (bij)2) bevallen, aanstaan, passen2. convenir (de)v(à)1) toegeven, erkennen2) overeenkomen (te), besluiten3. se convenirv(à) bij elkaar passen -
11 heure
heure [ur]〈v.〉1 uur♦voorbeelden:une heure d'horloge • een vol uursemaine de 40 heures (de travail) • 40-urige werkweekl'heure exacte • de juiste tijd〈 kindertaal〉 mon quatre heures • mijn eten, mijn hapje om 16 uurquelle heure est-il? • hoe laat is het?heures supplémentaires • overurenil est une heure et demie • het is half tweeavancer, retarder l'heure • de klok voor, achter zettenn'avoir pas une heure à soi • geen moment voor zichzelf hebbenn'avoir pas d'heure • zich niet aan de klok houdendemander l'heure • vragen hoe laat het iscent kilomètres à l'heure • honderd kilometer per uur2 heure d'affluence, de pointe • spits(uur), piekuurheure d'été, d'hiver • zomer-, wintertijdavoir eu son heure de gloire • z'n (korte) glanstijd gehad hebbenl'heure H • het uur Uheures creuses • stille uren, tussenuren, dalurenc'est l'heure • het is tijdprendre heure avec qn. • een bepaalde tijd afsprekenson heure a sonné • zijn laatste uur heeft geslagenarriver à l'heure • op tijd komence livre est venu à son heure • dat boek is op een gunstig moment gekomenà ses heures • als het hem uitkomtà l'heure qu'il est • nu, op dit momentà l'heure actuelle • nu, tegenwoordigà l'heure de • in de tijd van; op de manier van, onder de invloed vanà l'heure où • op het moment dattout à l'heure • straks, zoëvend' une heure à l'autre • ieder moment, zeer binnenkortde bonne heure • vroeg, vroegtijdigd'heure en heure • van uur tot uur, voortdurendpour l'heure • voor, op het ogenbliksur l'heure • onmiddellijkf1) uur2) tijd -
12 fort
fort1 [for]〈m.〉2 sterkste gedeelte ⇒ dikste, breedste gedeelte5 sjouwer ⇒ zakkendrager, lastdrager♦voorbeelden:————————fort2 [for]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 sterk ⇒ krachtig, machtig, flink2 hard ⇒ stevig, vasthoudend, taai3 begaafd ⇒ intelligent, handig, behendig4 hevig ⇒ fel, scherp, luid, hoog5 fors ⇒ dik, zwaar, gezet♦voorbeelden:recourir à la manière forte • zijn toevlucht nemen tot geweldville forte • versterkte stadc'est plus fort que moi • ik kan niet andersà plus forte raison • zoveel te meerêtre fort de • steunen opse faire fort de • zich wel in staat achten omle plus fort c'est que • het sterkste is nog datça c'est fort! 〈 België〉, ça c'est fort de café! • dat is kras!→ raisonforte tête • stijfkopêtre fort en calcul • goed zijn in rekenenêtre fort en gueule • niet op zijn mondje gevallen zijngoût fort • scherpe, sterke smaakhaleine forte • doordringende adempayer le prix fort • de volle prijs betalentabac fort • zware tabakfort en gueule • snoeverig————————fort3 [for]〈 bijwoord〉2 sterk♦voorbeelden:parler fort • hard pratenpousser fort • hard duwenrespirer fort • diep ademhalensentir fort • sterk ruiken1. m1) sterkste kant/gedeelte2) vesting3) midden, hart4) sjouwer2. adj1) sterk, krachtig2) hard, stevig3) begaafd, handig4) hevig, fel5) luid6) fors, dik, zwaar3. adv1) zeer, heel, erg2) sterk -
13 révélation
révélation [reeveelaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:avoir une révélation • een plotseling inzicht hebbenf1) onthulling2) ontdekking
См. также в других словарях:
Avoir été bercé dans des sentiments, des idées, etc. — ● Avoir été bercé dans des sentiments, des idées, etc. les avoir acquis dès l enfance … Encyclopédie Universelle
Merci d'avoir été ma femme... — (titre original : Starting Over) est un film américain réalisé par Alan J. Pakula, sorti en 1979. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 3 Distribution … Wikipédia en Français
Merci d'avoir été ma femme — (titre original : Starting Over) est un film américain réalisé par Alan J. Pakula, sorti en 1979. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 3 Distribution 4 … Wikipédia en Français
Avoir un passé — ● Avoir un passé avoir été mêlé à des affaires louches, avoir été condamné ; avoir eu des aventures … Encyclopédie Universelle
Avoir failli — ● Avoir failli + infinitif, avoir été sur le point de se produire ; avoir été sur le point de faire ou de subir quelque chose : L accident a failli se produire. J ai encore failli me tromper … Encyclopédie Universelle
Été handicapé — Épisode de South Park Numéro d’épisode Saison 14 Épisode 202 Code de production 1407 Diffusion 28 avril 2010 Chronologie … Wikipédia en Français
Avoir le triste privilège de — ● Avoir le triste privilège de avoir été désigné pour remplir une tâche peu agréable moralement … Encyclopédie Universelle
Avoir son compte — ● Avoir son compte avoir été malmené, tué ; être épuisé ; être ivre … Encyclopédie Universelle
Avoir sucé quelque chose avec le lait — ● Avoir sucé quelque chose avec le lait avoir été initié à certaines idées, certains principes dès le plus jeune âge … Encyclopédie Universelle
avoir eu quelque chose avec une femme — Avoir couché avec elle, une ou plusieurs fois; avoir été son amant. Tu me feras peut être accroire que tu n’as rien eu avec Henriette? GAVARNI … Dictionnaire Érotique moderne
avoir — 1. avoir [ avwar ] v. tr. <conjug. : 34> • aveir Xe; lat. habere I ♦ (Possession) 1 ♦ Être en possession, en jouissance de. ⇒ posséder. Avoir une maison. Elle a au moins vingt paires de chaussures. Garder, donner ce qu on a. Quelle voiture… … Encyclopédie Universelle